Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 juli 2016, met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie van Port Invest c.s., met productie 1;
- de conclusie tot referte van de Gemeente Rotterdam;
- de conclusie van antwoord van de Bewaarder;
- de oproepbrief van de rechtbank van 14 september 2016, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de akte overlegging producties ten behoeve van de comparitie van partijen van Stedin, met productie 10 en 11;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2017;
- het schrijven van mr. Klapwijk van 27 januari 2017 met daarin opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
Naar aanleiding van ons gesprek bij het havenbedrijf Rotterdam van hedenochtend, doe ik u hierbij formeel onze aanzegging toekomen dat bovengenoemde transformatorruimte uit het pand gehaald dient te worden.
(…) Na onderzoek hebben wij vastgesteld dat wij aan uw sommatie geen gehoor behoeven te geven, omdat wij (…) door verjaring een opstalrecht m.b.t. onze infrastructuur in de ruimte en daarbuiten hebben verkregen, inclusief toegang, nu wij gerekend vanaf onze rechtsvoorganger GEB Rotterdam de ruimte al sinds 1967 in gebruik hebben.
(…) Cliënte stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een bruikleenovereenkomst van onbepaalde duur. Namens cliënte zeg ik deze bruikleenovereenkomst op met een redelijke aan de omstandigheden aangepaste termijn en wel tegen 31 december 2016. Deze termijn is des te meer redelijk, omdat cliënte u al sedert het najaar van 2015 heeft aangegeven het gebruik van de ruimte door Stedin te willen beëindigen. (…)’
a. een transformator met toebehoren in eigendom te hebben, te houden en te vervangen (…);
3.Het geschil
in conventie
1. De bewaarder van het Kadaster te bevelen om binnen drie dagen, althans binnen een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, na het door uw Rechtbank te wijzen vonnis over te gaan tot inschrijving van de Notariële verklaring en het te wijzen vonnis, in het register van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 sub a Kadasterwet;
Stedin te veroordelen om op 31 december 2016 althans een door Uw rechtbank te bepalen datum de ruimte in de onroerende zaak aan de Arie den Toomweg waarin Stedin thans een transformator heeft leeg en ontruimd terug te geven aan Port Invest althans te ontruimen, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,- voor elke week of gedeelte daarvan dat Stedin na betekening aan het in dezen te wijzen vonnis in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen.’
4.De beoordeling
ten aanzien van Port Invest c.s., de Bewaarder en de Gemeente Rotterdam
bezitvereist. De vraag of sprake is van bezit dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven die in artikel 3:107 BW en volgende zijn neergelegd. Artikel 3:107 BW omschrijft bezit als het houden van een goed voor zichzelf, dat wil zeggen het uitoefenen van de feitelijke macht over een goed met de pretentie rechthebbende te zijn. Artikel 3:108 BW bepaalt vervolgens dat de vraag of iemand een goed voor zichzelf houdt, wordt beoordeeld naar verkeersopvatting, met inachtneming van de regels die in de op artikel 3:108 BW volgende artikelen zijn neergelegd en overigens op grond van uiterlijke feiten. De (niet naar buiten blijkende) interne wil om als rechthebbende op te treden, is voor het zijn van bezitter dan ook niet van betekenis. Het komt aan op uiterlijke omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden.
5.De beslissing
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag in de maanden november 2017 tot en met februari 2018 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de zitting zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
39