In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). De eiser, die in het verleden alimentatieverplichtingen had, vorderde dat het LBIO de opname van zijn persoonsgegevens in het Register van paspoortsignaleringen zou opheffen. Dit register was ingesteld vanwege een aanzienlijke alimentatieachterstand. De eiser, die in het buitenland woont, had zijn paspoort aangevraagd, maar dit was ingenomen door de Koninklijke Marechaussee op basis van de registratie. De eiser stelde dat de inname van zijn paspoort onrechtmatig was en dat hij hierdoor onevenredig werd benadeeld, vooral omdat hij niet in staat was om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen door financiële problemen en gezondheidsklachten.
De rechtbank oordeelde dat het LBIO over een executoriale titel beschikte en dat de eiser niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De voorzieningenrechter verklaarde de eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tot opheffing van de registratie en teruggave van zijn paspoort, omdat het LBIO niet bevoegd was om deze registratie te verwijderen. De vordering tot schorsing van de executiemaatregelen werd eveneens afgewezen, omdat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid door het LBIO. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van het LBIO, die op € 1026,00 werden begroot.