Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het verzoek van PPB om een Europees betalingsbevel van 18 april 2016;
- het op 1 juni 2016 door de rechtbank Den Haag afgegeven Europees betalingsbevel;
- het op 24 juni 2016 door [gedaagden] ingediende verweer tegen het Europees betalingsbevel;
- de beschikking van de rechtbank Den Haag van 28 september 2016;
- de conclusie van antwoord eiseres, met producties, aan de zijde van PPB;
- de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie absolute onbevoegdheid, met productie, aan de zijde van [gedaagden] ;
- de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid, aan de zijde van PPB.
2.De vordering en het verweer in incident
3.De beoordeling in het incident
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt de rechterlijke bevoegdheid bepaald volgens de ter zake geldende regels van het Gemeenschapsrecht, en met name Verordening (EG) nr. 44/2001.
4.De beslissing
20 september 2017voor akte uitlaten aan de zijde van [gedaagden] als bedoeld in rechtsoverweging 3.4, waarna de zaak op de rol van 4 weken later zal worden geplaatst voor antwoordakte aan de zijde van PPB,