Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 januari 2017, met dertien producties;
- de beslagstukken van Voerman;
- de conclusie van antwoord tevens exceptie van onbevoegdheid, met één productie;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
2.Het gevorderde in de hoofdzaak
- Voerman is gespecialiseerd in de mondiale verhuis- en relocatieindustrie;
- [gedaagde] is op 1 november 2012 bij Voerman in dienst getreden; hij was daar uiteindelijk werkzaam in de functie van ‘branch manager’ binnen de vestiging van Voerman in Moskou, Rusland; vanuit die functie was hij onder meer verantwoordelijk voor de inklaringsprocedure ten aanzien van de invoer van goederen in Rusland;
- Wegens geconstateerde onregelmatigheden bij deze inklaring van goederen in Rusland is [gedaagde] uiteindelijk op 13 juli 2016 op staande voet ontslagen;
- Verder is aan het licht gekomen dat [gedaagde] zich vervolgens schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige werknemersconcurrentie;
- Als gevolg van deze gedragingen van [gedaagde] heeft Voerman schade geleden, waarvoor hij aansprakelijk is;
- Op 10 november 2016 heeft Voerman de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag om verlof verzocht tot het ten laste van [gedaagde] leggen van conservatoir beslag op roerende zaken (onder de schuldeiser zelf) ex artt. 700 e.v. jis. 724 Rv; deze voorzieningenrechter heeft dit verlof verleend op 11 november 2016; als gevolg hiervan heeft de Nederlandse rechter ex artt. 767 jo. 10 Rv rechtsmacht kennis te nemen van de vorderingen van Voerman;
- Blijkens verificatie van het Basisregister Personen staat [gedaagde] ingeschreven te (3011 XA) Rotterdam, aan het adres Bierstraat 187, zodat de rechtbank Rotterdam bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van Voerman.
3.Het bevoegdheidsgeschil
4.De beoordeling in het bevoegdheidsincident
Indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, wordt de bevoegdheid in elke lidstaat geregeld door de wetgeving van die lidstaat, onverminderd artikel 18, lid 1, artikel 21, lid 2, en de artikelen 24 en 25.”
€ 452,-- aan salaris advocaat (1 punt in Liquidatietarief II).
5.De beslissing
€ 452,--.