In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschappen HOBAS BENELUX B.V. en GW LEIDINGTECHNIEK B.V. De procedure is gestart door HOBAS, die als eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident optreedt, en GW, die als gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident fungeert. De rechtbank heeft op 27 september 2017 vonnis gewezen in het incident, waarbij de vraag centraal stond welke algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 24 juni 2015 heeft HOBAS een offerte aan GW gestuurd, waarin verwezen wordt naar haar algemene voorwaarden. GW heeft op 17 juli 2017 een opdrachtbevestiging gestuurd, waarin zij stelt dat de opdracht op basis van haar eigen voorwaarden is verleend. HOBAS heeft deze opdrachtbevestiging op 23 juli 2017 ondertekend en teruggestuurd. GW stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat HOBAS de opdrachtbevestiging niet expliciet heeft aanvaard.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de kern van het geschil draait om de vraag welke algemene voorwaarden van toepassing zijn. De rechtbank oordeelt dat, omdat GW in haar opdrachtbevestiging niet expliciet de algemene voorwaarden van HOBAS heeft verworpen, de voorwaarden van HOBAS van toepassing zijn. De rechtbank verklaart zich bevoegd om kennis te nemen van het geschil en wijst de incidentele vordering van GW af. GW wordt veroordeeld in de kosten van het incident.
De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 27 september 2017, en de zaak zal op 11 oktober 2017 opnieuw op de rol komen voor beraad over een comparitie.