1.2.Bij besluit van 12 december 2011 heeft verweerder het besluit van 16 mei 2007 ingetrokken en de ex-werkneemster een WGA-uitkering geweigerd. De op (de rechtsvoorganger van) eiseres verhaalde bedragen zijn vervolgens door verweerder aan (de rechtsvoorganger van) eiseres terugbetaald. De ex-werkneemster heeft tegen het besluit van 12 december 2011 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij besluit van 26 november 2012 ongegrond verklaard. Het hiertegen gerichte beroep is door rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, bij uitspraak van 19 december 2013 (12/6435) ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft vervolgens bij uitspraak van 19 augustus 2015 (ECLI:CRVB:2015:2826) het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 november 2012 vernietigd en het besluit van 12 december 2011 herroepen. Aan de ex-werkneemster is hierna opnieuw met ingang van 24 mei 2007 de WGA-uitkering uitbetaald. Verweerder heeft vervolgens de primaire besluiten genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat met de uitspraak van de CRvB in rechte is komen vast te staan dat de ex-werkneemster recht heeft op een WGA-uitkering en dat de lasten van de uitkering voor rekening komen van eiseres als eigenrisicodrager. Verweerder heeft geen gronden gezien om van verhaal van de uitkering af te zien. Hij betreurt het ten zeerste dat eiseres niet betrokken is geweest in de bezwaar-, beroeps- en hoger beroepsprocedure. Naar zijn opvatting blijft het echter een feit dat eiseres met ingang van 24 mei 2007 recht heeft op een WGA-uitkering en dat eiseres hiervan het risico draagt. Voorts is het volgens verweerder niet aannemelijk dat de CRvB anders zou hebben geoordeeld indien eiseres wel bij de verschillende procedures was betrokken. In het tijdsverloop heeft verweerder eveneens geen aanleiding gezien om de uitkering niet op eiseres te verhalen. Volgens verweerder is niet gebleken van een dringende reden op grond waarvan van verhaal zou moeten worden afgezien.
3. Eiseres heeft erop gewezen dat zij door verweerder niet op de hoogte is gesteld van het door de ex-werkneemster ingediende bezwaar en niet van de beslissing op bezwaar, terwijl verweerder daartoe ex artikel 9 van het Reglement behandeling bezwaarschriften UWV wel gehouden was. Als gevolg van deze nalatigheid van verweerder hebben vervolgens ook de rechtbank en de CRvB eiseres niet in de procedure betrokken. Daardoor heeft eiseres haar standpunt niet kenbaar kunnen maken, terwijl dat naar de opvatting van eiseres tot andere inzichten had kunnen leiden en derhalve tot een andere beslissing, zodat geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Volgens eiseres is zij door het handelen, althans het nalaten, van verweerder onevenredig in haar belangen geschaad. Eiseres heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit moet worden vernietigd en de verhaalsvorderingen van verweerder op nihil dienen te worden gesteld, althans moeten worden verlaagd. Eiseres heeft de rechtbank voorts verzocht verweerder te veroordelen in de door haar geleden schade ten bedrage van € 44.552,16 (€ 36.601,98 + € 7.950,18).
4. Bij de beoordeling van het beroep zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
Op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) - voor zover van belang - draagt de eigenrisicodrager gedurende een bij ministeriële regeling te bepalen periode nadat het recht op een WGA-uitkering is ontstaan, het risico van de betaling van die uitkering aan de verzekerde die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot de eigenrisicodrager in dienstbetrekking stond.
De eigenrisicodrager is op grond van artikel 83, eerste lid, van de Wet WIA - voor zover van belang - bevoegd de door het UWV toegekende WGA-uitkering namens het UWV te betalen aan de verzekerde, bedoeld in artikel 82, eerste lid.
Indien de eigenrisicodrager de uitkering niet betaalt, betaalt het UWV op grond van artikel 83, derde lid, eerste volzin, van de Wet WIA - voor zover van belang - deze uitkering en verhaalt het UWV de uitkering, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht en de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, over deze uitkering op de eigenrisicodrager.