ECLI:NL:RBROT:2017:7996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
5660847 VZ VERZ 17-941
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en niet verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Stroomopwaarts MVS en een medewerker, aangeduid als [verweerder]. Stroomopwaarts verzocht om ontbinding op basis van (verwijtbaar) handelen van [verweerder], die sinds 1 mei 1979 in dienst was en een WSW-indicatie had. De werkgever stelde dat [verweerder] zich misdroeg op de werkvloer, wat leidde tot een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad incidenten hebben plaatsgevonden waarbij [verweerder] betrokken was, maar oordeelde dat zijn gedrag niet verwijtbaar was gezien zijn beperkingen. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst moest eindigen vanwege de verstoorde verhouding, maar dat [verweerder] niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. De ontbinding werd vastgesteld per 1 oktober 2017, en Stroomopwaarts werd veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, terwijl het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5660847 \ VZ VERZ 17-941
uitspraak: 8 september 2017
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap
Stroomopwaarts MVS,
gevestigd te Maassluis ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.L.A. Ko te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
woonplaats: [plaatsnaam],
verweerder,
gemachtigde: M.C. van der Heijden.
Partijen zullen worden aangeduid als “Stroomopwaarts” respectievelijk “[verweerder]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met producties;
  • het verweerschrift, met producties;
  • de door Stroomopwaarts toegezonden producties;
  • de door Stroomopwaarts overgelegde pleitnotities;
  • het proces-verbaal van de op 16 maart 2017 gehouden mondelinge behandeling;
  • de door partijen toegezonden producties.
1.2
Op 10 augustus 2017 heeft een voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgehad.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van de beschikking bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
De sociale diensten van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam en de sociale werkvoorzieningen Berckenrode Groep Schiedam, Dukdalf en TBV vormen vanaf 1 juli 2015 Stroomopwaarts. Stroomopwaarts geeft uitvoering aan de Participatiewet, die per 1 januari 2015 onder andere de Wet Sociale Werkvoorziening (“WSW”) vervangt.
2.2
[verweerder], geboren op [geboortedatum] 1960, is per 1 mei 1979 in dienst getreden bij TBV, één van de dienstverleners die uitvoering gaf aan de WSW en per 1 juli 2015 is opgegaan in Stroomopwaarts. [verweerder] heeft een WSW-indicatie.
2.3
Op 13 april 2012 is [verweerder] diagnostisch onderzocht. In het verslag staat – voor zover van belang – vermeld:

Reden aanvraag diagnostisch onderzoek
Sinds kort zijn er problemen in het gedrag van dhr. [verweerder] op de sociale werkvoorziening waar hij werkzaam is. Dhr. [verweerder] woont nog bij zijn ouders die zich zorgen maken over zijn toekomst, mocht één van hen of beiden wegvallen in de toekomst. Een diagnostisch onderzoek en de afname van de SIS moeten leiden naar een duidelijk beeld van het functioneren van dhr. [verweerder] in termen van cognitief sociaal-emotioneel en ondersteuningsbehoefte.
Conclusie
Dat betekent in de praktijk dat dhr. [verweerder] veel sterker is in het handelen dan in het
vertellen. Hij heeft veel moeite gevoelens en gedachten goed onder woorden te brengen,
zich in gesprekken staande te houden en een ander van weerwoord te dienen. In
conflictsituaties is het aannemelijk dat er bij dhr. [verweerder] sneller een gevoel van
machteloosheid ontstaat waardoor een meer primaire (agressieve) reactie goed te
verklaren valt.”

3.Het verzoek

3.1
Stroomopwaarts heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van (verwijtbaar) handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e jo. artikel 673 lid 7
sub c BW dan wel artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Meer subsidiair stelt Stroomopwaarts zich op het standpunt dat het gedrag van de heer [verweerder] en de incidenten die hebben plaatsgevonden waar hij bij betrokken was, hebben geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
3.2
Zij heeft daaraan (kort gezegd) ten grondslag gelegd dat er sinds 1,5 jaar een stroom van incidenten heeft plaatsgevonden waarbij [verweerder] een grote rol speelde. Hij heeft zijn collega’s bedreigend benaderd en escalaties uitgelokt door zich discriminerend uit te laten tegenover collega’s en leidinggevenden. Stroomopwaarts heeft geduld met [verweerder] betracht. Zij heeft hem aangesproken op zijn gedrag en hem verschillende disciplinaire maatregelen opgelegd, maar het gedrag van [verweerder] verbeterde niet. Het werd alleen maar slechter, met als dieptepunt een handgemeen op 8 november 2016 met een verstandelijk beperkte collega. Als goed werkgever dient Stroomopwaarts voor de overige mensen met een arbeidsbeperking een veilige en passende omgeving te bieden. Dat kan niet als [verweerder] werkzaam blijft bij Stroomopwaarts.
3.3
Hetgeen Stroomopwaarts verder heeft aangevoerd komt – voor zover van belang – onder de beoordeling aan de orde.

4.Het verweer

4.1
[verweerder] heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen. Hij heeft daartoe met name aangevoerd dat hij — gegeven zijn beperkingen – niet (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. [verweerder] betwist ook een aantal details van de hem verweten incidenten. Ook heeft Stroomopwaarts [verweerder], gelet op het onder 2.3 genoemde verslag, niet altijd goed benaderd in conflictsituaties. Stroomopwaarts heeft in haar afweging om tot ontslag over te gaan gesteld dat [verweerder] niet verstandelijk beperkt is en de andere medewerkers wel, waardoor juist hij zich beter zou moeten gedragen. Uit genoemd verslag blijkt echter dat ook bij [verweerder] sprake is van een verstandelijke beperking.
4.2
Indien de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, maakt [verweerder] aanspraak op de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
4.3
Hetgeen [verweerder] verder heeft aangevoerd komt – voor zover van belang – onder de beoordeling aan de orde.

5.De beoordeling

5.1
De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat de incidenten zoals door Stroomopwaarts omschreven daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Tussen partijen bestaat wel discussie over enkele details van die incidenten, maar de kern van de gebeurtenissen en de betrokkenheid van [verweerder] daarbij is door [verweerder] eigenlijk niet betwist. [verweerder] heeft bijvoorbeeld niet betwist dat hij in het incident op 8 november 2016 heeft geslagen. Voor de kantonrechter staat dus vast dat [verweerder] betrokken is geweest bij een aantal incidenten waarin sprake is geweest van onjuist gedrag van zijn kant, waaronder discriminerende uitlatingen en betrokkenheid bij een handgemeen. De kantonrechter ziet geen aanleiding de individuele incidenten langs te lopen en op detailniveau de stellingen van Stroomopwaarts en de stellingen van [verweerder] te beoordelen, omdat uit hetgeen tussen partijen vaststaat voldoende is gebleken waar het tussen partijen spaak loopt en waarom.
5.2
Gelet op de positie van Stroomopwaarts als werkgever in de sociale werkvoorziening en de doelstellingen die zij heeft om een veilige werkplek voor mensen met een beperking te creëren, ligt het in de lijn van de gebeurtenissen dat de arbeidsovereenkomst van partijen tot een einde komt. Stroomopwaarts heeft telkens op de incidenten gereageerd maar het is niet gelukt het gedrag van [verweerder] zodanig te beïnvloeden dat voor de collega’s van [verweerder] – die net als hij behoren tot een kwetsbare groep – een veilige en fijne werkplek bestaat.
5.3
Dit oordeel staat los van de door [verweerder] aangevoerde omstandigheid dat hij zelf de nodige beperkingen heeft, als gevolg waarvan [verweerder] stelt dat zijn gedrag hem niet (of minder) kan worden toegerekend. Die omstandigheid heeft inderdaad, zoals hierna zal worden geoordeeld, gevolgen voor de mate waarin het gedrag van [verweerder] aan hem kan worden verweten. Feit blijft echter dat het gedrag van [verweerder] impact heeft op de sfeer op de werkvloer en het gevoel van veiligheid van zijn collega’s op het werk. Dat laatste aspect geeft de doorslag. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen.
5.4
De kantonrechter vindt echter dat geen sprake is van verwijtbaar handelen aan de kant van [verweerder]. Uit het overgelegde onderzoeksverslag blijkt immers dat ook [verweerder] te maken heeft met een aantal beperkingen. Hieruit blijkt eveneens dat zijn reactie in een conflictsituatie vanwege zijn beperking agressief kan zijn. De kantonrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van verwijtbaar handelen in de zin van de wet.
5.5
Gelet op het voorstaande zal de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijzen op grond van ex artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW (verstoorde arbeidsverhouding). De datum van ontbinding wordt bepaald op 1 oktober 2017.
5.6
Omdat geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen zal Stroomopwaarts worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding.
5.7
Het verzoek om een billijke vergoeding wordt afgewezen. Niet gebleken is dat Stroomopwaarts ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. [verweerder] heeft weliswaar aangevoerd dat de verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan door het handelen van Stroomopwaarts, maar uit het bovenstaande blijkt dat de reden voor de verstoorde arbeidsverhouding in niet onbelangrijke mate bij [verweerder] ligt en dat Stroomopwaarts op begrijpelijke wijze op het gedrag van [verweerder] en de gevolgen daarvan heeft gereageerd.
Proceskosten
5.8
De proceskosten zullen gelet op de omstandigheden van het geval worden gecompenseerd (wat betekent dat elke partij de eigen kosten draagt).

6.6. De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 oktober 2017;
veroordeelt Stroomopwaarts tot betaling aan [verweerder] van de transitievergoeding;
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het méér of anders verzochte en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
527