Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing
en vaststellen omgangsregeling
in de zaak van
[naam van de moeder] , hierna te noemen de moeder,
,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen voor haar kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder had eerder een verzoek ingediend om de weigering van de gecertificeerde instelling (GI) om een schriftelijke aanwijzing te geven, te vernietigen. De GI had op 8 juni 2017 laten weten geen gehoor te kunnen geven aan het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te leggen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het nemen van haar besluit, omdat de moeder niet in de gelegenheid was gesteld haar zienswijze te geven en de GI niet voldoende gemotiveerd had waarom het verzoek was afgewezen.
De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van de GI dan ook vervallen verklaard en een nieuwe omgangsregeling vastgesteld. De regeling houdt in dat er eenmaal per zes weken begeleide omgang zal zijn tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende anderhalf uur, en eenmaal per maand begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige 3] gedurende een uur. Deze regeling is van kracht tot 1 september 2018. De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder eerst moet laten zien dat zij in staat is om de huidige regeling na te komen, voordat er kan worden nagedacht over een uitbreiding van de omgangsregeling.
De beslissing van de kinderrechter is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.