ECLI:NL:RBROT:2017:8263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
10/652091-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in detentiecentrum met levensgevaar voor anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in zijn cel in het Detentiecentrum Rotterdam. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en geen vaste woon- of verblijfplaats had, heeft op 25 mei 2016 opzettelijk brand gesticht in zijn cel. De officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf van één jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen heeft veroorzaakt. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de brand in de cel leidde tot een grote rookontwikkeling, waardoor de gehele afdeling moest worden ontruimd. Tweeëntwintig personen werden door medisch personeel gezien, van wie er twee behandeld moesten worden voor rookintoxicatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de brand heeft gesticht, wat resulteerde in ernstige gevolgen voor de andere aanwezigen in het detentiecentrum. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke brandstichting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de gevangenneming van de verdachte bevolen, gezien zijn situatie zonder vaste woon- of verblijfplaats en het risico dat hij zich aan zijn berechting zou onttrekken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/652091-16
Datum uitspraak: 17 augustus 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van der Vlugt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest;
  • gevangenneming van de verdachte.

4.Waardering van het bewijs

Uit de bewijsmiddelen blijkt afdoende dat op 25 mei 2016 brand is ontstaan in kamer [kamernummer] van afdeling [naam afdeling] van Detentie Centrum Rotterdam toen de verdachte in die cel aanwezig was, dat de verdachte die cel alleen gebruikte en dat hij een aansteker had.
De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte de brand opzettelijk heeft gesticht. Dit op basis van het volgende. Uit een onderzoeknotitie van de brandweer blijkt dat al het bedlinnen, de matras en gordijnen van het Detentie Centrum brandvertragend zijn behandeld. Daarin staat als conclusie dat de brand met zeer grote waarschijnlijkheid is veroorzaakt door het al dan niet opzettelijk bijbrengen van open vuur, en “Om de brandvertragende matras te laten ontbranden zal eerst de ontbrandbare omhulling moeten worden kapot gemaakt alvorens men de wel brandbare binnen vulling (schuim) kan aansteken.” Voorts heeft een getuige (detentietoezichthouder) verklaard dat hij de verdachte in de ISO heeft geplaatst en dat deze toen zei dat als hij daaruit zou komen, hij nogmaals brand zou stichten.
In verband met de brand is de afdeling ontruimd, volgens de verklaring van de wachtcommandant omdat de rook een gevaar opleverde voor de overige aanwezigen. Twee-en-twintig personen zijn door de ambulance gezien, zeven zijn nader bekeken en twee zijn behandeld voor rookintoxicatie. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit de conclusie dat door de brandstichting levensgevaar voor anderen te duchten was.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 mei 2016 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in kamer [kamernummer] van de [naam afdeling] -vleugel van Detentiecentrum Rotterdam, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aansteker in aanraking gebracht met een matras althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en dat matras gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor op afdeling [naam afdeling] aanwezige goederen, en levensgevaar voor op afdeling [naam afdeling] aanwezige personen te duchten was.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft brand gesticht in zijn cel door zijn matras in de brand te steken. Die brand heeft tot een grote rookontwikkeling geleid. Vooral door de rookontwikkeling heeft men de gehele afdeling moeten ontruimen en zijn er mensen door medisch personeel behandeld voor rookvergiftiging. De verdachte heeft door de brandstichting gevaar veroorzaakt voor andere aanwezigen in het detentiecentrum. Tevens is er schade ontstaan aan (de goederen in) zijn cel. In dit geval zijn de gevolgen van de brand beperkt gebleven, maar gelet op de onvoorspelbaarheid en ongecontroleerde ontwikkeling van brand in het algemeen, had het ook anders kunnen lopen.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de omvang van de uiteindelijke brand. Daardoorkomt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
De vordering tot gevangenneming van de verdachte wordt toegewezen. Van de verdachte kan in Nederland geen vaste woon- of verblijfplaats worden vastgesteld en de verdachte beschikt niet over een geldige verblijfstitel in Nederland, hij beschikt over (de) mogelijkhe(i)d(en) om zich duurzaam aan zijn berechting te onttrekken en redelijkerwijs valt te verwachten dat hij van die mogelijkhe(i)d(en) gebruik zal maken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 mei 2016 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in kamer [kamernummer] van de [naam afdeling] -vleugel van Detentiecentrum Rotterdam, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aansteker en/of een sigaret/een shaggie, in elk geval opzettelijk (open) vuur
in aanraking gebracht met een matras en/of een hoeslaken en/of twee fleecedekens en/of toiletpapier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of dat matras en/of dat hoeslaken en/of die fleecedekens en/of dat toiletpapier, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor alle op afdeling [naam afdeling] aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de
39 op afdeling [naam afdeling] aanwezige personen (ingeslotenen en/of personeelsleden), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.