In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in zijn cel in het Detentiecentrum Rotterdam. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en geen vaste woon- of verblijfplaats had, heeft op 25 mei 2016 opzettelijk brand gesticht in zijn cel. De officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf van één jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen heeft veroorzaakt. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de brand in de cel leidde tot een grote rookontwikkeling, waardoor de gehele afdeling moest worden ontruimd. Tweeëntwintig personen werden door medisch personeel gezien, van wie er twee behandeld moesten worden voor rookintoxicatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de brand heeft gesticht, wat resulteerde in ernstige gevolgen voor de andere aanwezigen in het detentiecentrum. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke brandstichting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de gevangenneming van de verdachte bevolen, gezien zijn situatie zonder vaste woon- of verblijfplaats en het risico dat hij zich aan zijn berechting zou onttrekken.