In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Danisco Holland B.V. over de rechtmatigheid van een vordering tot betaling van een bonus. [eiser] had op 25 januari 2016 een Special Retention Bonus Award overeengekomen met Danisco, waarbij hij recht had op een bonus van € 109.000,- mits hij tot 31 januari 2017 in actieve dienst zou blijven. Echter, [eiser] heeft op 29 december 2016 zijn ontslag ingediend, waardoor Danisco betwistte dat hij recht had op de bonus. De kantonrechter moest beoordelen of de beëindiging van het dienstverband vóór de deadline van 31 januari 2017 invloed had op het recht op de bonus.
De rechter oordeelde dat de bonusregeling een duidelijke voorwaarde bevatte die stelde dat er geen uitbetaling zou plaatsvinden als het dienstverband vrijwillig werd opgezegd vóór de deadline. De kantonrechter concludeerde dat [eiser] geen recht had op de bonus, omdat hij zijn dienstverband vrijwillig had beëindigd. De vordering van [eiser] werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Danisco op € 1.400,- werden vastgesteld, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke voorwaarden in bonusregelingen en de gevolgen van vrijwillige beëindiging van een dienstverband voor het recht op dergelijke bonussen. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en de proceskosten aan hem opgelegd, wat aangeeft dat de rechter de argumenten van Danisco heeft gevolgd.