ECLI:NL:RBROT:2017:840
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing en oplegging dwangsom in een jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de minderjarige [Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: GI) had een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de ouders van de minderjarige, waarin werd bepaald dat de bezoeken tussen de vader en de minderjarige niet meer alleen op kantoor van de GI zouden plaatsvinden, maar ook op andere locaties, zoals een speeltuin. De moeder van de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. E.J.M. Habets, verzet zich tegen deze wijziging en heeft haar zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarige tijdens de bezoeken met de vader.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en heeft een beëdigde tolk in de Turkse taal ingeschakeld voor het verhoor. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de ouders beoordeeld, waarbij is gekeken naar de ondertoezichtstelling van de minderjarige en de eerdere beslissingen omtrent het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige is dat zij haar vader ook in andere, meer natuurlijke omstandigheden leert kennen.
De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, waarbij is bepaald dat de contacten tussen de minderjarige en haar vader ook op andere locaties dan het kantoor van de GI kunnen plaatsvinden. Tevens is aan de moeder een dwangsom opgelegd van € 25,- voor ieder begeleid bezoek dat niet doorgaat door toedoen van de moeder, met een maximum van € 500,-. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de gemaakte afspraken worden nageleefd, zowel door de moeder als de vader.