ECLI:NL:RBROT:2017:8486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
10/754505-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het invoeren van circa zestien kilogram cocaïne en voorbereidingshandelingen

Op 11 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het invoeren van circa zestien kilogram cocaïne en van voorbereidingshandelingen die gericht waren op deze invoer. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 april 2017 samen met een medeverdachte naar een schip in Rotterdam is gereden, waar de medeverdachte cocaïnepakketten heeft opgehaald. De verdachte heeft daarbij geholpen door de medeverdachte te vervoeren en door zijn identiteitsbewijs te gebruiken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de cocaïne aan boord en dat hij de feiten heeft medegepleegd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met verbeurdverklaring van een in beslag genomen telefoon. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich heeft begeven op het terrein van grootschalige internationale handel in verdovende middelen, wat ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en leidt tot andere vormen van criminaliteit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/754505-17
Datum uitspraak: 11 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Th.M. Rethmeier heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van een telefoon (Apple), goednummer [beslagnummer] .

Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte niet wist waarmee hij, [naam medeverdachte] , bezig was. Niet staat vast dat [naam medeverdachte] de verdachte heeft verteld waar de cocaïne zich aan boord van het schip bevond en om welke hoeveelheid het ging. De handelingen van [naam medeverdachte] op het schip staan in diens telefoon om deze te tonen aan de criminele organisatie, maar de in die telefoon aanwezige beelden zijn niet gedeeld met de verdachte. De verdachte is niet aan boord van het schip geweest. De verdachte is niet beloond door [naam medeverdachte] . De verdachte heeft slechts [naam medeverdachte] vervoerd. Daarom is er geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking, zodat niet gesproken kan worden van medeplegen van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting is het volgende vast komen te staan. De verdachte en [naam medeverdachte] zijn op 7 april 2017 samen naar de [adres] in Rotterdam gereden waar het schip de [naam schip] lag afgemeerd. [naam medeverdachte] is daar in opdracht van een criminele organisatie aan boord van de [naam schip] gegaan, gekleed in een pilotjack en werklaarzen en met een emmer met het opschrift ‘Gamma’. [naam medeverdachte] heeft vervolgens op het schip cocaïnepakketten ‘uitgehaald’ en deze in een rugtas en die emmer gedaan. De verdachte is samen met [naam medeverdachte] enkele dagen daarvoor naar de Gamma gegaan, waar die emmer door [naam medeverdachte] is gekocht. Bij de verdachte is bij zijn aanhouding in zijn jas een factuur aangetroffen van de aankoop van een pilotjack en werklaarzen. Toen [naam medeverdachte] aan boord van het schip trachtte te komen heeft hij het Nederlands identiteitsbewijs van verdachte gebruikt. Ten slotte staat vast dat de verdachte op [naam medeverdachte] aan het wachten was.
De verdachte ontkent dat hij wist wat [naam medeverdachte] ging doen. [naam medeverdachte] heeft dit in algemene bewoordingen bevestigd.
De rechtbank vindt hun verklaringen echter in zoverre onaannemelijk en wijst daarbij naar de WhatsApp-gesprekken die in de telefoon van [naam medeverdachte] zijn aangetroffen. Het telefoonnummer waarmee [naam medeverdachte] correspondeert is het telefoonnummer van de verdachte. Daarbij valt op dat in de telefoon van [naam medeverdachte] een foto van een Nederlands identiteitsbewijs op naam van de verdachte is aangetroffen. Deze foto is verzonden door ‘ [naam 1 ] ’. Daarnaast zijn in een chatsessie tussen [naam medeverdachte] met de telefoon die bij de verdachte in gebruik was meerdere spraakberichten verstuurd door [naam 1 ] terwijl de verdachte in de auto op de [adres] zat. De stem van de verdachte is daarbij herkend. In één van de spraakberichten spreekt de verdachte over het werken van [naam medeverdachte] voor bunkersurvey aan boord van de [naam schip] . De chatsessie met daarin dat spraakbericht diende er kennelijk toe de verdachte [naam medeverdachte] , die geen Engels spreekt, de mogelijkheid te geven om zijn aanwezigheid aan boord te kunnen verklaren. Dit gegeven bovenop de voorgaande vastgestelde feiten uit het dossier, zijn redengevend voor het oordeel van de rechtbank dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de cocaïne aan boord en dat hij de feiten heeft medegepleegd. De verdachte heeft samen met [naam medeverdachte] spullen aangeschaft, is met hem naar het schip toegereden, heeft hem geholpen aan boord van het schip te komen en bijgedragen aan de ogenschijnlijke rechtvaardiging van zijn aanwezigheid aan boord en heeft in de buurt van het schip op hem gewacht. Deze gedragingen zijn van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen.
De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij op 7 april 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht 15,97 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 30 maart 2017 tot en met 7 april 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van
Nederland brengen van 15,97 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en middelen en inlichtingen
tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen en
eenvervoermiddel voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- een organisatietelefoon en een
emmer en een pilotjack en werklaarzen aangeschaft en/of overhandigd
gekregen, althans voorhanden gehad, en
- met een auto naar het bedrijf [naam bedrijf] , gelegen aan de [adres] , gereden,
en
- gekleed in
eenpilotjack en werklaarzen het aldaar aangemeerde motorschip [naam schip] betreden, en
- aan boord meegenomen: die emmer, een rugzak, een schroevendraaier, een breekmesje en een plamuurmes, en
- op dat motorschip het mangat van ruim 3 geopend en in dat ruim met behulp
van een schroevendraaier en een breekmesje een houten koker kapot gemaakt, en
- die pakketten cocaïne in die emmer en die rugzak gestopt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De vermelding van ‘ [naam ] ’ in de tenlastelegging is, gelet op de inhoud van het dossier, een kennelijke verschrijving, waar ‘ [naam schip] ’ moet zijn bedoeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte door verbeterde lezing van de tenlastelegging op dit punt niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

2.

medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander of anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en een vervoermiddel voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van circa zestien kilogram cocaïne. De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die gericht waren op de invoer van die partij cocaïne.
Door invoer van een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte zich begeven op het terrein van grootschalige internationale handel in verdovende middelen. Hij heeft een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd.
Harddrugs als cocaïne leiden veelal, direct en indirect, tot andere vormen van criminaliteit, waaronder ook ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was naar valt aan te nemen slechts uit op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet recentelijk, is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 24 mei 2017.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend worden na te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden geacht.

In beslag genomen voorwerp

De in beslag genomen telefoon (Apple), goednummer [beslagnummer] zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd: telefoon (Apple), goednummer [beslagnummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J. Holleman en F.J.W.M. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van A.C. de Sain, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 15,97 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] en/of één of meer andere perso(o)n(en)
op of omstreeks 7 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 15,97 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 30 maart 2017 tot
en met 7 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland,
* opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
* opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
door
- een pilotjack en/of veiligheidslaarzen aan te schaffen en/of (vervolgens)
aan die [naam medeverdachte] te overhandigen, en/of
- zijn identiteitskaart aan die [naam medeverdachte] beschikbaar te stellen, en/of
- met een auto die [naam medeverdachte] naar het bedrijf [naam bedrijf] , gelegen aan de
[adres] , althans in de nabijheid van het (aldaar) aangemeerde motorschip
[naam schip] te vervoeren en/of (aldaar) af te zetten;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2017 tot en met 7 april 2017 te
Rotterdam , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van 15,97 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- ( een) (organisatie)telefoon(s) en/of een of meer simkaart(en) en/of een
emmer en/of een pilotjack en/of werklaarzen aangeschaft en/of overhandigd
gekregen, althans voorhanden gehad, en/of
- met een auto naar het bedrijf [naam bedrijf] , gelegen aan de [adres] , gereden,
en/of
- gekleed in voornoemde pilotjack en werklaarzen het (aldaar) aangemeerde
motorschip [naam schip] betreden, en/of
- aan boord meegenomen: die emmer, een rugzak, een schroevendraaier, een
breekmesje en een plamuurmes, en/of
- op dat motorschip het mangat van ruim 3 geopend en/of in dat ruim met behulp
van een schroevendraaier en/of een breekmesje, althans met (een)
(breek)voorwerp(en), een houten koker kapot gemaakt, en/of
- die (pakketten) cocaïne in die emmer en die rugzak gestopt;
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet