ECLI:NL:RBROT:2017:886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
C/10/518779 / KG ZA 17-53
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van huurwoning met betrekking tot betalingsachterstand en hulpverlening

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de eiser, NEWCARE4YOU B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder, een schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de rechtbank Rotterdam. Dit vonnis, gewezen op 7 oktober 2016, verplichtte de eiser tot ontruiming van de huurwoning wegens een aanzienlijke huurachterstand. De eiser heeft een huurachterstand van € 5.046,59 opgebouwd, wat overeenkomt met 7,5 maanden huur. De eiser heeft verzet aangetekend tegen het vonnis van 7 oktober 2016 en stelt dat hij inmiddels onder bewind is gesteld en hulpverlening heeft ingeschakeld, waardoor hij in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van de gedaagde, STICHTING HAVENSTEDER, omdat deze niet tijdig melding heeft gemaakt bij het Meldpunt Preventie Huisuitzetting van de betalingsachterstand van de eiser. Dit heeft mogelijk geleid tot een hogere huurachterstand dan noodzakelijk was. De voorzieningenrechter schorst daarom de ontruiming voor een periode van drie maanden, onder de voorwaarde dat de eiser gedurende deze periode zijn huur tijdig betaalt en een aflossing van € 50,00 per maand doet. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 685,42 zijn begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/518779 / KG ZA 17-53
Uitwerking d.d. 19 januari 2017 van het mondeling vonnis in kort geding van 17 januari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEWCARE4YOU B.V.,in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. D.A. IJpelaar,
tegen
de stichting
STICHTING HAVENSTEDER,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S. Tamraoui.
Partijen zullen hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Havensteder’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 januari 2017, met producties 1 tot en met 3;
  • het faxbericht van mr. Tamraoui van 17 januari 2017, met producties 1 tot en met 8;
  • het faxbericht van mr. IJpelaar van 17 januari 2017, met de beschikking onderbewindstelling en de publicatie daarvan;
  • de mondelinge behandeling van 17 januari 2017;
  • de pleitnota van Havensteder.
1.2.
Mede in verband met de spoedeisendheid is ter zitting van 17 januari 2017 mondeling vonnis gewezen. Het onderhavige vonnis is een schriftelijke uitwerking daarvan.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van Havensteder gehuurd, gelijk Havensteder aan [eiser] heeft verhuurd, de woning aan het [adres] (hierna: de woning). De huurrelatie tussen partijen is op 18 augustus 2015 aangegaan. De maandelijkse huur bedroeg bij aanvang € 670,18 en bedraagt sinds juli 2016 € 675,41.
2.2.
Op 7 oktober 2016 heeft de kantonrechter van deze rechtbank tussen Havensteder als eiseres en [eiser] als gedaagde onder zaaknummer 5362777 \ CV EXPL 16-37825 een verstekvonnis gewezen. Dit vonnis luidt, voor zover van belang, als volgt:
(…)
3. De beslissing
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 2.525,01 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand augustus 2016, rente en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 2.236,54 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt gedaagde om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege gedaagde daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking aan eiseres te stellen;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 675,41 per maand met ingang van de maand september 2016 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 568,73 aan voorschotten en € 175,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.”
(hierna: het vonnis van 7 oktober 2016).
2.3.
Het vonnis van 7 oktober 2016 is bij exploot van 31 oktober 2016 aan [eiser] betekend. Daarbij is de ontruiming van de woning aangezegd tegen 18 januari 2017.
2.4.
[eiser] heeft tot januari 2017 uitsluitend de volgende betalingen aan Havensteder gedaan:
januari 2016: € 670,00
april 2016: € 1.340,00
mei 2016: € 1.100,00
november 2016: € 239,00
€ 40,00
december 2016: € 288,00
De cumulatieve achterstand ter zake de verschuldigde huur tot en met januari 2017 bedraagt op dit moment € 5.046,59, gelijk aan 7,5 maanden huur.
2.5.
[eiser] heeft een verzetprocedure ingesteld tegen het vonnis van 7 oktober 2016.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
primair
Havensteder te verbieden het vonnis van de kantonrechter te Rotterdam hangende de verzetprocedure ten uitvoer te leggen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij zich hieraan niet houdt;
Havensteder te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten.
subsidiair
1. Havensteder te veroordelen de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank
Rotterdam op te schorten met minimaal één maand na betekening van dit vonnis, althans
totdat de hulpverlening van [eiser] passende vervangende woonruimte voor [eiser] heeft
gevonden;
2. Havensteder te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de
nakosten.
3.2.
Havensteder voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De ontruiming van de woning is gepland op 18 januari 2017. Daarmee is het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering in voldoende mate gegeven. Bovendien heeft Havensteder het spoedeisend belang niet betwist.
4.2.
Vooropgesteld zij dat Havensteder op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 7 oktober 2016 jegens [eiser] over een executoriale titel beschikt om op 18 januari 2017 tot ontruiming van de woning over te gaan.
4.3.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.4.
Expliciet gesteld noch gebleken is dat het vonnis van 7 oktober 2016 berust op een feitelijke of juridische misslag. Thans dient enkel beoordeeld worden of sprake is van een noodtoestand aan de zijde van [eiser] dan wel van misbruik van bevoegdheid door Havensteder.
4.5.
De voorzieningenrechter is niet gebleken dat sprake is van na het vonnis van 7 oktober 2016 voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand doen ontstaan. De in het kader van de gestelde noodtoestand aangevoerde omstandigheden zien uitsluitend op de gevolgen van de ontruiming. De ontruiming is een logisch gevolg van het vonnis van 7 oktober 2016 en levert volgens vaste rechtspraak geen noodtoestand op.
4.6.
Dan resteert de vraag of sprake is van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van Havensteder. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. In reactie op het standpunt van [eiser] dat hij thans over een stabiel inkomen beschikt, hulpverlening heeft ingeschakeld en op 16 januari 2017 onder bewind is gesteld en derhalve aan zijn (achterstallige) betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen, heeft Havensteder het volgende aangevoerd. [eiser] is stelselmatig tekortgeschoten in zijn betalingsverplichting. Hoewel partijen minimaal twee keer een betalingsregeling zijn overeengekomen tot betaling van de huurachterstand, is [eiser] deze regelingen niet nagekomen. Havensteder zag zich in juli 2016 daarom genoodzaakt een deurwaarderskantoor in te schakelen en heeft [eiser] op dat moment schriftelijk gewezen op schuldhulpverlening. [eiser] heeft echter, ook nadat bij vonnis van 7 oktober 2016 de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning door de kantonrechter was toegewezen, de huurachterstand laten oplopen. Volgens Havensteder blijkt hieruit dat [eiser] niet in staat of bereid is het verschuldigde bedrag tijdig en volledig te voldoen. Gelet op het vorenstaande stelt Havensteder dat zij gebruik mag maken van haar bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 oktober 2016 over te gaan. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden maken het standpunt van Havensteder niet anders.
4.7.
Hoewel bijzonder laat, heeft [eiser] inmiddels de weg naar de hulpverlening gevonden en is hij op 16 januari 2017 onder bewind gesteld. Die bewindvoerder heeft in de korte tijdspanne tot aan de zitting nog niet veel meer kunnen doen dan, op basis van de beschikbare gegevens, aan te bieden de lopende huur tijdig te zullen betalen en een aflossing van € 50,00 per maand te gaan voldoen.
4.8.
Ter zitting is gebleken dat Havensteder nagelaten heeft bij het Meldpunt Preventie Huisuitzetting (hierna: MPH) tijdig een melding te maken van de op(ge)lopen(de) betalingsachterstand van [eiser] . Gelet op het blijkbaar nog steeds geldende convenant had dat van haar wel verwacht mogen worden. Mogelijk zou de betalingsachterstand bij [eiser] niet zo hoog opgelopen zijn indien door een tijdige melding van Havensteder bij het MPH de hulpverlening (eerder) op gang was gekomen.
4.9.
Het een bij het ander gevoegd is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid aan de kant van Havensteder bij executie van het vonnis van 7 oktober 2016. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de ontruiming van de woning gedurende een periode van drie maanden geen doorgang mag vinden. In deze periode dient de hulpverlening op gang te komen, kunnen de schulden van [eiser] door de bewindvoerder in kaart gebracht worden en kan worden bezien of er eventueel extra aflossingen aan Havensteder mogelijk zijn.
4.10.
Vanwege de omvang van de achterstand, maar ook gelet op het aanbod dat al in de dagvaarding gedaan is, zullen aan de toewijzing van de vordering de voorwaarden worden verbonden dat [eiser] de komende drie maanden steeds tijdig de huur betaalt en dat [eiser] met ingang van heden de komende drie maanden steeds € 50,- betaalt ter aflossing van de huurachterstand. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, herleeft het recht van Havensteder om het vonnis van 7 oktober 2016 ten uitvoer te leggen.
4.11.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut wordt afgewezen, omdat die vordering niet op de wet gebaseerd is.
4.12.
Havensteder zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 78,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 685,42

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2016 voor zover het de veroordeling tot ontruiming betreft, voor de periode van drie maanden vanaf heden, onder de voorwaarde dat:
  • [eiser] de komende drie maanden steeds tijdig de huur betaalt,
  • [eiser] met ingang van heden de komende drie maanden steeds € 50,- betaalt ter aflossing van de huurachterstand,
5.2.
veroordeelt Havensteder in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 685,42,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2017.
2027 / 676