ECLI:NL:RBROT:2017:8864
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing standplaatsvergunning en verzoek om voorlopige voorziening
Op 13 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een standplaatsvergunning. Verzoekster, die sinds 1986 een mobiele loempiakraam exploiteert, had een vergunning aangevraagd voor het innemen van een standplaats voor de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 oktober 2017. De gebiedscommissie Charlois, verweerder in deze zaak, had eerder een vergunning verleend, maar verklaarde het bezwaar van verzoekster ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 6 november 2017 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vereisen en dat het verzoek om voorlopige voorziening ongegrond is. Verzoekster beriep zich op het vertrouwensbeginsel, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het e-mailbericht waarop verzoekster zich baseerde geen ondubbelzinnige toezegging bevatte. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep ongegrond is en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen de uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar tegen de afwijzing van de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.