ECLI:NL:RBROT:2017:8897

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
C/10/509966 / HA ZA 16-905
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot overlegging van stukken in herverzekeringsgeschil tussen N.V. De Ark en Riverstone Insurance (UK) Limited

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incident in een herverzekeringsgeschil tussen N.V. De Ark en Riverstone Insurance (UK) Limited. De Ark, eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident, vordert dat Riverstone stukken overlegt die relevant zijn voor de beoordeling van de vordering. Riverstone, gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident, heeft verweer gevoerd en stelt dat zij de gevraagde stukken nodig heeft om zich adequaat te kunnen verweren. De rechtbank heeft de procedure in detail besproken, waarbij onder andere de relevante juridische bepalingen zoals artikel 843a Rv aan bod zijn gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Riverstone om stukken over te leggen niet kan worden toegewezen. De rechtbank overweegt dat de stukken die Riverstone verlangt, niet noodzakelijk zijn voor haar verweer, aangezien er al voldoende informatie beschikbaar is om zich te kunnen verdedigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de herverzekeringsovereenkomst tussen partijen niet zonder meer leidt tot een verplichting voor Riverstone om de gevorderde informatie te verstrekken. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Riverstone in zijn geheel afgewezen en de beslissing over de kosten gereserveerd tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.

De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol van 1 november 2017 voor conclusie van antwoord door Riverstone. Dit vonnis is uitgesproken op 20 september 2017 door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/509966 / HA ZA 16-905
Vonnis in incident van 20 september 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. DE ARK,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
RIVERSTONE INSURANCE (UK) LIMITED,
gevestigd te Brighton, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R. Faasen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna De Ark en Riverstone genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de incidentele conclusie tot overlegging van een afschrift van bescheiden ex art. 843a Rv
  • de incidentele conclusie van antwoord;
  • de bij gelegenheid van het pleidooi d.d. 12 april 2017 aan beide zijden overgelegde pleit- respectievelijk spreekaantekeningen;
  • de akte van De Ark d.d. 24 mei 2017 met producties;
  • de akte van Riverstone d.d. 24 mei 2017 ;
  • de antwoordakte van De Ark d.d. 5 juli 2017;
  • de antwoordakte van Riverstone d.d. 5 juli 2017.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

Riverstone vordert dat De Ark stukken overlegt als omschreven in 3.5 van haar incidentele conclusie (zie hierna onder 2.3), een en ander op de wijze als omschreven in 4 van die conclusie.
De Ark voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Riverstone in de kosten van het incident. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Het betreft hier een geschil dat voortvloeit uit een herverzekeringsarrangement in de jaren tachtig van de vorige eeuw dat zich zeer kort als volgt laat schetsen. In het kader van een asbestgerelateerde schadeclaim onder een aansprakelijkheidsverzekering zijn in het kader van schikkingen (zowel tussen Georgia Pacific en Granite State in de onderliggende verhouding uit hoofde van de aansprakelijkheidspolis als tussen Granite State en RAK (NV Rotterdamse Assurantiekas) uit hoofde van de herverzekeringspolis) betalingen gedaan en zijn voorts kosten gemaakt. De Ark stelt uit dien hoofde per saldo van Riverstone ruim USD 427.000 te vorderen te hebben. Daarbij verdient opmerking dat De Ark de rechtsopvolgster is van RAK en Riverstone de rechtsopvolgster van Compagnie de Reassurance d’Ile de France (Corifrance). De Ark wordt hierna ook RAK genoemd.
Riverstone wil verweren voeren die bijvoorbeeld zien op onbevoegdheid van deze rechtbank, toepasselijkheid van vreemd recht en/of een beroep op eigen schuld, nu zij over aanwijzingen beschikt die daartoe aanleiding geven, doch heeft de gevorderde bescheiden nodig om zich naar behoren te kunnen verweren.
Bevoegdheid
Hoewel strikt genomen het incident niet op de bevoegdheid van de rechtbank zag is, uit proceseconomische overwegingen en om een nieuw incident/verweer te voorkomen, ter zitting met partijen over de bevoegdheid gesproken en hebben zij zich daarover ook bij hun aktes nader uitgelaten. Partijen zijn het er -terecht- over eens dat de vraag of deze rechtbank bevoegd is moet worden vastgesteld volgens de regels van de herschikte EEX-Vo, dat afdeling 3 daarvan niet van toepassing is en dat het Verenigd Koninkrijk nog lid is van de EU. Vast staat ook dat deze rechtbank niet de rechtbank is die volgens de hoofdregel van art. 4 EEX-Vo bevoegd is.
2.5
Van een forumkeuze is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dat de herverzekeringpolis tussen Granite State en RAK een forumkeuze (voor een rechter in de VS,
service of suit clause USA) bevat werkt niet door in de, separate, verhouding tussen de partijen in dit geding. Geen van partijen heeft overigens met kracht van argumenten verdedigd dat dat anders is. Riverstone oppert het slechts, maar onderbouwt het niet.
2.6
Ingevolge art. 7 EEX-Vo komt het vervolgens aan op de vraag welk recht van toepassing is op de verhouding tussen partijen in dit geding. Het EVO noch Rome-I waren destijds (rond 1981) temporeel toepasselijk, doch het IPR, zoals dat in Nederland destijds gold, kwam materieel overeen met de regels van Rome-I Vo, zodat Rome-I Vo analoog wordt toegepast. Aan de hand van die maatstaf is het toepasselijke recht, aan de hand waarvan de bevoegdheid wordt vastgesteld, dat van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten haar gewone verblijfplaats heeft. Anders dan Riverstone voorzichtig stelt leidt dat niet tot toepasselijkheid van Frans recht (en dus bevoegdheid van de Franse rechter), op grond van het volgende.
Uitgaande van de stellingen van De Ark in de dagvaarding heeft RAK als herverzekeraar ingeschreven op de polis, hoewel zij geen premie ontving en in feite ook niet als risicodrager wenste op te treden, en heeft zij die herverzekering op haar beurt onmiddellijk herverzekerd bij Corifrance (en voor 1% bij een andere partij). Corifrance was, zo was afgesproken, de werkelijke herverzekeraar die alle beslissingen zou nemen en alle verantwoordelijkheid zou dragen, zij maakte slechts gebruik van de naam en de vergunning van RAK om deze herverzekering aan te kunnen gaan. De reden voor dit tussenschuiven of
frontingwas gelegen in de omstandigheid dat Corifrance, in Nederland, niet beschikte over de destijds vereiste vergunningen van de Verzekeringskamer. De overeenkomst tussen RAK en Corifrance omvatte niet alleen de herverzekeringspolis als zodanig maar ook deze
fronting-afspraak. Die overeenkomst (en de bijbehorende elementen, zoals het niet ontvangen van enige premie door RAK en de één–op-één-dekking) vormt de kern van de grondslag van de vordering in de hoofdzaak, die erop neer komt dat Corifrance RAK ondanks die afspraken aan haar lot heeft overgelaten toen er een claim werd ingediend door Granite State. RAK heeft vervolgens een redelijke schikking getroffen met Granite State, zodat Riverstone nu gehouden is het schikkingsbedrag en de daarvoor door RAK gemaakte kosten aan RAK te vergoeden, in de visie van De Ark.
De kenmerkende prestatie in die overeenkomst werd door RAK geleverd; juist de omstandigheid dat zij wel over de juiste, Nederlandse, vergunningen beschikte was immers reden om haar in de kwestie te betrekken.
De rechtbank acht zich derhalve bevoegd om kennis te nemen van de vordering in de hoofdzaak.
Art. 843a Rv voorts
Riverstone vordert overlegging van afschriften van:
a. de polis tussen Georgia Pacific en Granite State;
b. alle overeenkomsten waarnaar in die polis wordt verwezen;
c. de aanspraak van Georgia Pacific jegens Granite State en de schikkingsovereenkomst tussen Granite State en Georgia Pacific;
d. de herverzekeringsovereenkomst tussen Granite State en RAK;
e. alle overeenkomsten waarnaar daarin wordt verwezen;
f. de claim van Granite State onder de herverzekeringspolis;
g. de correspondentie tussen Goldberg Segalla LLP (het advocatenkantoor uit de VS dat RAK bijstond, hierna Goldberg) en RAK in de periode van december 2014 althans februari 2015 tot en met december 2015 althans alle adviezen van Goldberg in die periode ter zake de claim van en de schikking met Granite State, en de daaromtrent aanhangig gemaakte procedure.
Riverstone meent dat aan de eisen van art. 843 a Rv is voldaan.
2.8
De Ark stelt dat Riverstone (althans Corifrance) zelf over de verzochte stukken, voor zover zij nog bestaan, beschikt en De Ark niet. Corifrance was immers de materiele herverzekeraar, die ook over een acceptatiedossier beschikte, en Riverstone moet daarover als rechtsopvolgster beschikken althans kunnen beschikken. Voorts zijn de stukken irrelevant; RAK trad slechts als
frontop en had ook geen vrijheid om eigen beslissingen te nemen. De andere (1%) risicodrager heeft om die reden aan het verzoek van RAK om haar deel te dragen zonder meer voldaan. De verweren die Riverstone noemt gaan, gelet op het karakter van deze herverzekeringsovereenkomst tussen partijen, niet op en aan de eisen van art. 843a Rv is niet voldaan.
De rechtbank stelt vast dat De Ark na pleidooi een aantal aanvullende stukken in het geding heeft gebracht, en Riverstone niet (omdat deze, zo stelt zij, voor zover ooit al aanwezig, verloren zijn gegaan bij een dossieroverdracht).
Beschikbaar in dit geding zijn nu in elk geval de onder 2.7 a en d hiervoor bedoelde polissen, zodat de incidentele vordering in zoverre afgewezen dient te worden.
Voorts is overgelegd een stuk betreffende de onder 2.7 c bedoelde schikkingsovereenkomst en het - ter zitting uitdrukkelijk besproken - “
report” (een e-mail van 5 juni 2015) van Goldberg. Ook in zoverre wordt de incidentele vordering afgewezen.
2.1
De vordering tot overlegging van stukken als bedoeld onder 2.7 b en e, de overeenkomsten waarnaar in de nu beschikbare polissen verwezen wordt, wordt afgewezen. Er komen in de polissen geen specifieke verwijzingen naar dergelijke overeenkomsten voor en Riverstone heeft bij haar antwoordakte op dat punt ook niets opgemerkt.
2.11
Bij de vordering tot afgifte van afschrift van de stukken onder 2.7 g heeft Riverstone geen rechtmatig belang. Nog daargelaten of de communicatie tussen een partij en haar advocaat vertrouwelijk is heeft De Ark al een deel van de stukken van Goldberg overgelegd, zodat Riverstone in staat is zich, in dit stadium van de procedure, voldoende te kunnen verweren. Daarbij verdient opmerking dat die stukken van belang kunnen zijn voor de vraag of RAK, gelet op de door de herverzekering geboden dekking, in redelijkheid tot de schikking heeft kunnen komen. Dat is, als daaraan in de hoofdzaak wordt toegekomen, een kwestie waarvan De Ark in beginsel de stelplicht en bewijslast draagt. Dat Riverstone over voldoende materiaal beschikt om een verweer op dit punt te kunnen voeren blijkt reeds uit hetgeen zij in dit incident naar voren heeft gebracht en onderbouwd. Als het debat zich zo ontwikkelt dat het gaat om schadebeperking of eigen schuld, verweren waarvan Riverstone in beginsel de bewijslast draagt, kan te zijner tijd worden bezien in hoeverre deze stukken van belang zijn.
Ten aanzien van het gevorderde onder 2.7 c zijn nu beschikbaar productie 24 en productie 25, terwijl eerder al beschikbaar was productie 10. Daarmee is reeds een aanzienlijk deel van de door Riverstone gewenste informatie beschikbaar.
Niet overgelegd is de oorspronkelijke schikkingsovereenkomst van, kennelijk, 14 november 2002. Anders dan De Ark stelt is de omstandigheid dat enige rechtspersoon uit het concern van Riverstone of zelfs Riverstone zelf op enig moment over die overeenkomst heeft beschikt op zichzelf niet beslissend voor de vraag of een op art. 843a Rv gestoelde vordering als de onderhavige toewijsbaar is. Integendeel, deze bepaling is mede bedoeld om soelaas te bieden voor het geval een partij een bewijsstuk is kwijtgeraakt. Het komt er dus op aan of Riverstone bij overlegging van die overeenkomst thans, in dit geding tussen deze partijen, rechtmatig belang heeft. Datzelfde geldt voor de stukken bedoeld onder 2.7 f .
2.13
De rechtbank merkt in het kader van het belang eerst op dat de gedachte van De Ark dat Riverstone zonder meer, louter uit hoofde van het vaststaande bestaan van de herverzekeringsovereenkomst, gehouden zou zijn haar te betalen wat zij aan Granite State heeft betaald te ver gaat. In het algemeen is een herverzekeringsovereenkomst een zakelijke overeenkomst die net als een gewone verzekeringsovereenkomst de mogelijkheid van een beroep op eigen schuld of het niet voldoen aan de verplichting tot schadebeperking door de verzekerde (hier dus RAK) onder omstandigheden toelaat. Mogelijk is dat in dit bijzondere geval anders, maar dat vloeit dan voort uit de uitzonderlijke
frontingafspraken, die echter in dit stadium, bij gebrek aan wetenschap, door Riverstone betwist worden.
Dat betekent dat hoewel Riverstone zich in beginsel terecht op het standpunt stelt dat zij rechtmatig belang heeft bij het ontvangen van stukken die het voor haar mogelijk maken om zich een oordeel te vormen over de gegrondheid van de claim van Granite State, dat uitzondering leidt als inderdaad is afgesproken wat De Ark stelt en Corifrance niet bereid is gebleken aan die afspraken te voldoen toen een claim werd ingediend, maar het aan RAK heeft overgelaten die claim af te handelen. De precieze inhoud van die afspraken staat echter op dit moment niet vast en de visie van Riverstone daarop evenmin. Er zal dus eerst daarover, na ordentelijk partijdebat, een oordeel gegeven moeten worden, voordat beslist kan worden of Riverstone rechtmatig belang heeft bij de thans gevorderde stukken. Niet in te zien valt waarom Riverstone zich niet zou kunnen verweren zonder, reeds in dit stadium, over deze stukken te beschikken.
Dat betekent, dat dit deel van de incidentele vordering prematuur is.
De incidentele vordering zal dus geheel worden afgewezen. De beslissing over de kosten wordt gereserveerd tot de beslissing in de hoofdzaak.

3.De beslissing

De rechtbank
In het incident:
wijst de vordering af;
reserveert de beslissing over de kosten tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
In de hoofdzaak:
alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van 1 november 2017 voor conclusie van antwoord zijdens Riverstone.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2017.
106/1582