ECLI:NL:RBROT:2017:9321

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
6329050 cv expl
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vrijwaring en onverschuldigde betaling in een civiele procedure

In deze vrijwaringszaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.R.P. Bakker, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. T. Harmankaya. De zaak betreft een onverschuldigde betaling van € 18.999,- die op 19 juni 2012 door ABN Amro onterecht is overgemaakt van de rekening van een derde, [X.], naar de rekening van eiseres. Eiseres vordert dat gedaagde, als houdster van de SNS-bankrekening, dit bedrag aan haar terugbetaalt. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij nooit de beschikking heeft gehad over het bedrag en dat eiseres niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft gedagvaard.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 februari 2017, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam waarin de zaak naar Rotterdam werd verwezen. De kantonrechter overweegt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat het bedrag van € 18.996,50 van haar rekening naar die van gedaagde is overgemaakt. De verwijzing naar eerdere vonnissen in de hoofdzaak is onvoldoende, aangezien gedaagde daar geen partij in was. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, vastgesteld op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiseres de kosten moet vergoeden, inclusief rente, indien zij niet binnen de gestelde termijn aan de veroordeling voldoet. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in civiele procedures en de gevolgen van het niet tijdig dagvaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 6329050 CV EXPL 17-33083
uitspraak: 24 november 2017

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.R.P. Bakker,
tegen

[gedaagde],

wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Harmankaya.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 15 februari 2017, met producties;
de conclusie van antwoord;
het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2017;
de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis;
de conclusie van dupliek;
het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2017 waarin de kantonrechter zich onbevoegd verklaard van de vordering kennis te nemen en de zaak naar de rechtbank Rotterdam verwijst;
het exploot van dagvaarding van 12 september 2017;
de akte overleggen producties namens [eiseres].

Omschrijving van het geschil

1. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
1.1
Op 19 juni 2012 heeft ABN Amro een betalingsopdracht uitgevoerd waarbij zij een bedrag van € 18.999,- heeft overgemaakt van de bankrekening van [X.] naar de bankrekening van [eiseres] bij de SNS. [X.] heeft geen opdracht gegeven voor deze overboeking.
1.2
[X.] heeft haar vordering op [eiseres] gecedeerd aan ABN Amro.
1.3
Bij vonnis van 20 november 2015 van de kantonrechter te Amsterdam is [eiseres] in de gelegenheid gesteld de toen nog onbekende houder van de SNS-bankrekening [rekeningnummer] in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de zitting van 15 januari 2016.
1.4
Bij vonnis van 3 juni 2016 van de kantonrechter te Amsterdam is [eiseres] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 18.999,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2015, en een bedrag van € 968,- aan buitengerechtelijke incassokosten aan ABN Amro. Daarnaast is [eiseres] in de proceskosten ad € 1.827,16 veroordeeld.
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
- primair om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen al datgene waartoe [eiseres] als gedaagde in het vonnis van 3 juni 2016 ten behoeve van ABN Amro is veroordeeld;
- subsidiair om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 18.996,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2015 en de overige kosten waartoe [eiseres] is veroordeeld te betalen aan ABN Amro;
- de kosten van het geding, waaronder nakosten en rente.
2.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] het navolgende ten grondslag gelegd. Gelijk na de onder 1.1 genoemde overboeking is een bedrag van € 18.996,50 van de bankrekening van [eiseres] overgemaakt naar een SNS-bankrekening met nummer [rekeningnummer]. [gedaagde] is de houdster van deze SNS-bankrekening. Primair is [gedaagde] gehouden tot volledige betaling van het bedrag van € 18.996,50 nu zij dit bedrag van haar bankrekening heeft opgenomen, subsidiair is er sprake van een onverschuldigde betaling van een bedrag van
€ 18.996,50 en is [gedaagde] op grond van een onrechtmatige daad gehouden de bijkomende schade van [eiseres] te vergoeden.
2.3
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. Buiten dat [eiseres] [gedaagde] niet binnen de door de kantonrechter te Amsterdam verleende termijn heeft gedagvaard, wordt bij gebrek aan wetenschap betwist dat er in juni 2012 een bedrag van
€ 18.999,- danwel € 18.996,50 is gestort op de SNS-bankrekening van [gedaagde]. Daarnaast heeft [gedaagde] nooit de beschikking gehad over een dergelijk geldbedrag. [gedaagde] is altijd te goede trouw geweest en is er pas na te zijn gedagvaard achter gekomen dat er misbruik is gemaakt van haar SNS-bankrekening. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat [gedaagde] zeven jaar na dato dient te moeten opdraaien voor de gevolgen.

Beoordeling van het geschil

3.1
In vrijwaring dient gedagvaard te worden tegen de datum die bepaald is in het vonnis in incident. De wet kent hierop echter geen sanctie (meer) zodat de gewaarborgde - in het geval er geen nieuwe termijn wordt gegund door de rechter - de vrijheid heeft een afzonderlijke niet van rechtswege met de hoofdzaak gevoegde procedure tegen de waarborg te kunnen starten. [eiseres] heeft [gedaagde] dan ook buiten de gestelde termijn in rechte mogen betrekken.
3.2
De vorderingen van [eiseres] zullen echter worden afgewezen en de kantonrechter overweegt daartoe als volgt. Ter onderbouwing van haar vordering is door [eiseres] gewezen op de vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam waarin als vaststaand feit staat opgenomen: “Nog diezelfde dag is een bedrag van € 18.996,50 overgemaakt vanaf bovengenoemde rekening van [eiseres] naar een eveneens bij de SNS Bank aangehouden tegenrekening met nummer [rekeningnummer].” Door [eiseres] is daarnaast gesteld dat een en ander is gebleken uit onderzoeken verricht door ABN Amro en de SNS-bank. Door [gedaagde] is bij gebrek aan wetenschap betwist dat een dergelijk bedrag op haar bankrekening is gestort. Gelet op het tijdsverloop is het voor haar lastig om aan bankafschriften te komen, aldus [gedaagde].
Tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar stelling dat een dergelijk bedrag van de bankrekening van [eiseres] is overgeboekt naar de bankrekening van [gedaagde] met concrete en specifieke feiten en omstandigheden, zoals een bankafschrift, te onderbouwen wat zij echter heeft nagelaten. Een verwijzing naar genoemde vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Immers deze vonnissen zijn gewezen in de procedure tussen ABN Amro en [eiseres] waarbij [gedaagde] geen partij was. Anders dan door [eiseres] is gesteld, blijkt uit de door [eiseres] overgelegde dagvaarding in de hoofdzaak dat ABN Amro geen onderzoek heeft verricht maar slechts van de SNS-bank heeft vernomen dat een bedrag is doorgesluisd van de bankrekening van [eiseres] naar een andere rekening bij de SNS. Het ligt voor de hand dat ABN Amro in de hoofdzaak hier niet (meer) op gereageerd heeft nu het in de procedure tussen haar en [eiseres] niet van belang is wat er verder met het geldbedrag is gebeurd. Het ‘vaststaande’ feit in de hoofdzaak kan hierom niet één op één overgenomen worden in deze procedure. [eiseres] heeft haar vordering -gelet op de gemotiveerde betwisting- dan ook onvoldoende onderbouwd.
3.3
De nevenvorderingen delen het lot van de afwijzing.
3.4
[eiseres] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten), vermeerderd met de wettelijke rente.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst af de vorderingen van [eiseres];
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde, € 131,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw, genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening, indien [eiseres] deze bedragen niet binnen de genoemde termijn voldoet;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745