ECLI:NL:RBROT:2017:9330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
10/681137-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheid van geweldsaangifte en de gevolgen daarvan in strafrechtelijke context

Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was. De zaak betreft meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, afpersing, en het bezit van een vuurwapen en drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in april 2017 het slachtoffer heeft mishandeld en bedreigd, en dat hij samen met een medeverdachte het slachtoffer heeft afgeperst door hem zijn pinpas en pincode afhandig te maken. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van tegenstrijdigheden in de verklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving benadrukt, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/681137-17
Datum uitspraak: 23 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. M.A. Loenen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, waaronder de verplichting dat hij zich zal melden bij de reclassering en dat de verdachte zich onder (ambulante) behandeling zal stellen bij de Waag.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijsmotivering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Door de verdediging is – kort samengevat – betoogd dat de aangifte en de verklaringen van aangever [naam slachtoffer] niet alleen onderling tegenstrijdig zijn, maar ook in strijd zijn met de verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte] en getuige [naam getuige] . Zo heeft aangever [naam slachtoffer] tegenstrijdige verklaringen afgelegd over wie hem met tape zou hebben vastgemaakt aan een stoel; over wie er al dan niet aanwezig was toen hij op 21 en 28 april 2017 naar eigen zeggen werd mishandeld; over de bedreiging met een pistool op 21 april 2017 en over het gebruik van een boksbeugel bij de mishandeling. De aangifte en de verklaringen van aangever [naam slachtoffer] zijn daarom onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van [naam medeverdachte] , omdat hij als medeverdachte in de zaak een evident belang heeft om zijn eigen rol zo klein mogelijk te maken en de rol en betrokkenheid van de verdachte zo groot mogelijk, aldus de verdediging. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte van het onder 1 en 3 ten laste gelegde medeplegen moet worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
Bewijsminimum – betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijs-beslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het voorschrift van artikel 342 tweede lid, Sv leidt ertoe dat - in een geval als het onderhavige, waarin de beschuldigingen van de aangever [naam slachtoffer] en de verklaringen van de verdachte tegenover elkaar staan - de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever dient te beoordelen en daarnaast dient te bepalen of voor de beweringen van de aangever voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaring van de aangever volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig dient te zijn uit een andere bron.
Aangever [naam slachtoffer] heeft op verschillende momenten verklaringen afgelegd over het tenlastegelegde: bij zijn aangifte op 13 mei 2017 en in zijn aanvullende verklaringen bij de politie op 29 mei 2017 en 14 juni 2017. De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen op hoofdlijnen eensluidend zijn. Daarnaast bevatten deze verklaringen diverse details die overeenstemmen met details in andere bewijsmiddelen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangever betrouwbaar zijn.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat in het dossier naast de aangifte en aanvullende verklaringen van aangever [naam slachtoffer] voldoende andere bewijsmiddelen zijn aangetroffen die tot bevestiging dan wel steunbewijs kunnen dienen voor de kern van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde gedragingen. Dat niet ieder onderdeel, zoals het onderdeel dat aangever [naam slachtoffer] met tape was vastgezet in een stoel, door meerdere bewijsmiddelen wordt bevestigd, doet hieraan niet af. In dit geval bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de gedetailleerde verklaring van aangever [naam slachtoffer] . De rechtbank twijfelt evenmin aan de betrouwbaarheid van de door de medeverdachte [naam medeverdachte] afgelegde verklaringen. Met zijn verklaringen heeft [naam medeverdachte] ook zichzelf belast. Bovendien vinden diens verklaringen op belangrijke onderdelen - namelijk ten aanzien van het door verdachte toegepaste geweld, de bedreiging met een pistool en de van het slachtoffer afhandig gemaakte pinpas, pincode en geld - steun in de overige gebezigde bewijsmiddelen.
Medeplegen – bewuste en nauwe samenwerking
Nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte [naam medeverdachte] een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de onder 3 ten laste gelegde afpersing door in elk geval tegen aangever [naam slachtoffer] te zeggen dat hij de verdachte moest betalen en door samen met de verdachte naar een pinautomaat te rijden en daar geld te pinnen met de pinpas van aangever, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande worden de verweren van de raadsvrouw verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feiten 1 tot en met 3 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feiten 4 en 5 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 21 tot en met 28 april 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, (telkens) (met kracht) onder andere terwijl die [naam slachtoffer] met tape was vastgezet in een stoel
- heeft gestompt en geslagen in het gezicht, en het bovenlichaam, van die [naam slachtoffer] en
- de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
- met een boksbeugel, althans een hard/puntig voorwerp, heeft geslagen in het gezicht, van die [naam slachtoffer] en
- heeft geschopt en getrapt tegen de ribben van die [naam slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 april 2017 te Dordrecht [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- een pistool tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] te zetten/te houden, en
- ( daarbij) die [naam slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Het liefst schiet ik je dood. Als je naar de politie gaat, duw ik het puntje van dit pistool zo vaak in je reet dat het bloedt. En dan ga ik schieten. Ik hoop dat het nu duidelijk is";
3.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 21 april tot en met 28 april 2017 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas en zijn pincode en een hoeveelheid geldtoebehorende aan die [naam slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- aan die [naam slachtoffer] op dreigende toon toevoegen van de woorden: "Geef je pinpas en pincode" en "Als je naar de politie gaat zal ik je pakken" en "Ik ga je ballen afsnijden" en "Ik ga je nagels uittrekken" en "Ik ga je voetjes in het cement zetten" en "Ik stuur Mario op je af om je te martelen" en "Als ik hiervoor vast kom te zitten zal ik je pakken", althans woorden van gelijke strekking, en
- meermalen(telkens) slaan en stompen en schoppen en trappen op/tegen die [naam slachtoffer] ;
4.
hij op 29 mei 2017 te Dordrecht een wapen als bedoeld artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk Eskol, type Firat Compact, kaliber 9 mmm P.A.K.,
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 40 knalpatronen, kaliber 9 mm P.A.K., voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 29 mei 2017 te Dordrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100,8 gram amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Poging tot zware mishandeling;
2.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
3.
Afpersing;
4.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
5.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal ernstige strafbare feiten. De verdachte had het slachtoffer gevraagd drugs te bewaren totdat deze doorverkocht konden worden. Toen bleek dat het slachtoffer de drugs niet langer in zijn koelkast had, heeft de verdachte het slachtoffer flink toegetakeld. Hij heeft het slachtoffer niet alleen geslagen, gestompt en getrapt, maar ook bedreigd met een vuurwapen. Verder heeft de verdachte het slachtoffer afgeperst door hem zijn pinpas met pincode afhandig te maken. Verdachte heeft daarbij grof fysiek en verbaal geweld gebruikt. Met die pinpas en pincode hebben verdachte en zijn mededader vervolgens geld van de rekening van het slachtoffer gehaald. Verdachte heeft zich bij dit alles gewetenloos gedragen en geen enkel medeleven richting het slachtoffer getoond. Het slachtoffer heeft door het toegepaste geweld breuken in zijn gezicht opgelopen (onder meer bij zijn oogkas) en moet daarvan veel pijn en ongemak hebben gehad. De verdachte heeft daarnaast opzettelijk een gaspistool, 40 knalpatronen en drugs in zijn bezit gehad.
Dit soort feiten veroorzaken maatschappelijke onrust en versterken de in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid. Bovendien brengt reeds het enkele voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie grote risico’s voor de veiligheid van personen met zich. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet in de afgelopen vijf jaren voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 november 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Het recidiverisico wordt als matig ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de verplichting zich te melden bij Bouman GGZ, afdeling verslavingsreclassering, en de verplichting zich ambulant te laten behandelen door De Waag. Hierbij neemt de reclassering in aanmerking dat de verdachte eerder onder behandeling stond bij De Hoop en Yulius, en in voorlopige hechtenis voor onderhavige strafzaak behandeling bij De Waag had geaccepteerd.
Psycholoog B.W. Roelofs-van Bon heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juli 2017. Dit rapport houdt voor zover van belang in dat bij de verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblematiek. Volgens de psycholoog bestaat er geen verband tussen die problematiek en het onder 4 ten laste gelegde. Voor wat betreft het onder 1 tot en met 3 en onder 5 ten laste gelegde kan de psycholoog niet bepalen of er sprake is van een verband tussen stoornis en delict, nu de verdachte zich ten aanzien van die feiten beroept op zijn zwijgrecht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de rechtbank, evenals de officier van justitie en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 285, 302, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 26 van de Wet wapens en munitie en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling verslavingsreclassering, zolang en frequent als de reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt, en zich houden aan de aanwijzingen en/of voorschriften die de reclassering stelt aan de verdachte;
2. de veroordeelde zal zich onder behandeling stellen bij De Waag voor ambulante forensische zorg, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en M. Beusmans-Verwijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.F. Meiland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 tot en
met 28 april 2017 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) (onder andere terwijl die [naam slachtoffer] met tape was vastgezet in een stoel)
- heeft gestompt en/of geslagen in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam, van die [naam slachtoffer] en/of
- de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen of dichtgehouden, en/of - met een boksbeugel, althans een hard/puntig voorwerp, heeft geslagen in het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] en/of
- heeft geschopt en/of getrapt tegen de ribben, althans het (boven) lichaam, van die [naam slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 april 2017 te Dordrecht [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] te zetten/te houden, en/of - (daarbij) die [naam slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Het liefst schiet ik je dood. Als je naar de politie gaat, duw ik het puntje van dit pistool zo vaak in je reet dat het bloedt. En dan ga ik schieten. Ik hoop dat het nu duidelijk is", althans woorden van gelijke aard of strekking;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 april tot en met 28 april 2017 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas en/of zijn pincode en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- aan die [naam slachtoffer] op dreigende toon toevoegen van de woorden: "Geef je pinpas en pincode" en/of "Als je naar de politie gaat zal ik je pakken" en/of "Ik ga je ballen afsnijden" en/of "Ik ga je nagels uittrekken" en/of "Ik ga je voetjes in het cement zetten" en/of "Ik stuur Mario op je af om je te martelen" en/of "Als ik hiervoor vast kom te zitten zal ik je pakken", althans woorden van gelijke strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) slaan en of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen die [naam slachtoffer] ;
4.
hij op of omstreeks 29 mei 2017 te Dordrecht een wapen als bedoeld artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk Eskol, type Firat Compact, kaliber 9 mmm P.A.K., en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 40 knalpatronen, kaliber 9 mm P.A.K., voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 29 mei 2017 te Dordrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.