De GI heeft ter zitting laten weten dat de moeder de afgelopen twee weken ongelooflijk veel zaken heeft geregeld. Zij heeft afspraken geregeld bij de gemeente. Ze heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op scholen ingeschreven. De moeder heeft een bankrekening geopend en een zorgverzekering voor haar en de kinderen afgesloten. De moeder kwam naar Nederland met de verwachting dat zij bij de grootmoeder moederszijde kon verblijven en zonder enig verder plan, maar zij blijkt een assertieve vrouw te zijn die weet hoe de zaken werken. De moeder werkt mee aan de hulpverlening en er is sprake van goede samenwerking tussen de moeder en de pleegmoeder. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben veel meegemaakt, maar de moeder is zeer betrokken, er is een groot ondersteunend netwerk. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] missen de moeder enorm.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] geven aan angst te hebben om bij de vader te worden geplaatst. De komende periode moet worden bezien of (gefaseerd) contactherstel tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en de vader mogelijk is.
Het standpunt van de belanghebbenden
Door en namens de moeder is verzocht om niet alleen de machtiging tot uithuisplaatsing maar ook de voorlopige ondertoezichtstelling op te heffen. Hiertoe is aangevoerd dat er geen gronden aanwezig zijn voor de maatregelen. Op Schiphol heeft de moeder de Koninklijke Marechaussee benaderd met een hulpvraag. Hierdoor is de Raad betrokken geraakt. De moeder heeft vervolgens alles op alles gezet om de nodige zaken te regelen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een instroomtoets gedaan voor school en [minderjarige 3] kan al beginnen op het Emmauscollege. De moeder en [minderjarige 3] zijn ingeschreven bij de gemeente Rotterdam en er is een afspraak gemaakt om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven. Ook is de moeder al aan het werk.
Voor de verlening van een ondertoezichtstelling moet sprake zijn van een situatie waarin de minderjarigen zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling worden bedreigd. Daarnaast moet de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarigen door de ouder niet of onvoldoende worden geaccepteerd. Aan deze grond is niet voldaan, omdat de moeder openstaat voor de hulpverlening. Het enkele feit dat de moeder met een hulpvraag naar de Koninklijke Marechaussee is gestapt, levert bovendien geen grond op waaruit kan worden afgeleid dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden bedreigd en kinderbeschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn. De beschikking van 1 november 2017 is hiermee ten onrechte afgegeven en de maatregelen zouden niet langer moeten voortduren.
De moeder heeft aangegeven dat zij wil dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden thuisgeplaatst. De moeder staat open voor hulpverlening en wil aan al het nodige meewerken.
DeTurkse rechter heeft aan de moeder het eenhoofdig gezag toegekend over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook zijn de ouders gescheiden. De vader dient in deze procedure niet te worden aangemerkt als belanghebbende. De vader is nooit betrokken geweest bij [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en zij hebben al lange tijd geen contact. Een plaatsing bij de vader is dan ook een irreëel verzoek.