3.1[eiser] vordert, na wijziging van eis:
1. te verklaren voor recht dat [gedaagde] niet gerechtigd was om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen in de nakoming van de verplichtingen van de huurovereenkomst totdat deze rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
2. [gedaagde] te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling aan [eiser] van:
a. een bedrag ter grootte van € 5.553,-- zijnde de inmiddels vervallen huurtermijnen vanaf 1 februari 2017 tot en met juni 2017;
b. een bedrag ter grootte van € 1.234,-- per maand vanaf 1 juli 2017 als huurprijs tot aan de dag van de hierna te vorderen ontbinding van de voorschreven huurovereenkomst;
c. een bedrag ter grootte van € 1.234,-- per maand ten titel van schadevergoeding vanaf de datum van ontbinding en volledige ontruiming tot aan het tijdstip dat [eiser] het gehuurde op ten minste gelijke condities zal hebben verhuurd aan een derde, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
d. de contractueel overeengekomen boete (…);
e. de buitengerechtelijke kosten (….);
f. een bedrag ter grootte van € 1.290,67 zijnde 50% van de kosten van de aanleg van de betonvloer;
g. een bedrag ter grootte van € 15.275,27 zijnde de herstelkosten van de door [gedaagde] aangerichte schade;
3. alsmede de huurovereenkomst te ontbinden (…);
4. de kosten van de procedure;
Aan de vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] vanaf 1 februari 2017 in verzuim is met het betalen van de huur. Van gebreken is geen sprake en [eiser] heeft nimmer een ingebrekestelling ontvangen. De klachten van [gedaagde] vormen geen gebreken die een ontbinding kunnen rechtvaardigen. [eiser] is bovendien niet in de gelegenheid gesteld eventuele gebreken te verhelpen, waarbij [eiser] zich beroept op het arrest Van Bommel-Ruijgrok.
Er is reden voor ontbinding van de huurovereenkomst door [eiser] omdat [gedaagde] diverse bepalingen van de huurovereenkomst met voeten heeft getreden. [gedaagde] heeft nimmer toestemming verkregen om het gehuurde volledig te ontmantelen. Ze is aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de aangebrachte veranderingen c.q. vernielingen zoals het verwijderde systeemplafond, verwijderde elektra, verwijderde radiatoren, wanden en vloeren en vloerverwarming die moet worden hersteld.
[eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd een en ander te herstellen, maar zij heeft daar niet op gereageerd. [eiser] lijdt ook schade omdat hij voorzieningen heeft aangebracht voor [gedaagde], die voor hem nu geen waarde meer hebben, omdat ze specifiek voor [gedaagde] zijn aangebracht.