In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn voormalige werkgever, de besloten vennootschap Nemo B.V. Het geschil betreft de vernietiging van een door [verzoeker] ondertekende verklaring, waarin hij afstand deed van al zijn vorderingen tegen Nemo, en de vraag of er sprake is van opvolgend werkgeverschap na de overname van de koffieshop door Heilzaam B.V.
[verzoeker] was sinds 1 september 2009 in dienst bij Nemo als portier en heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juli 2017 na toestemming van het UWV. Na de beëindiging van zijn dienstverband heeft hij een verklaring ondertekend waarin hij verklaarde niets meer te vorderen te hebben van zijn ex-werkgever. [verzoeker] heeft echter betoogd dat deze verklaring onder dwang tot stand is gekomen en heeft deze buitengerechtelijk vernietigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verklaring niet aan [verzoeker] kan worden tegengeworpen, omdat deze al vernietigd was.
Daarnaast heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of er sprake is van opvolgend werkgeverschap, nu [verzoeker] in dienst is getreden bij Heilzaam, de nieuwe eigenaar van de koffieshop. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van opvolgend werkgeverschap, omdat de arbeidsovereenkomst met Nemo op 1 juli 2017 is geëindigd en [verzoeker] op dat moment niet meer voor Nemo of The Reef werkte.
De kantonrechter heeft [verzoeker] in het gelijk gesteld en Nemo veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding, achterstallig loon, vakantietoeslag en een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen, alsook de wettelijke rente over deze bedragen. Tevens is Nemo veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.