In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, geboren in 1999. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De jeugdige verblijft op dat moment bij Schakenbosch, maar de behandeling is nog niet gestart vanwege een wachtlijst. De kinderrechter oordeelt dat er niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp, zoals vastgelegd in de Jeugdwet. De kinderrechter stelt vast dat de behandeling niet is aangevangen voordat de jeugdige achttien jaar werd en dat er geen concreet uitzicht is op afronding van de behandeling binnen een redelijke termijn na het bereiken van deze leeftijd.
De kinderrechter heeft de relevante stukken en verklaringen van de betrokken partijen in overweging genomen, waaronder de instemmende verklaring van de moeder en de verklaring van de advocaat van de jeugdige. Ondanks de noodzaak van hulp voor de jeugdige, concludeert de kinderrechter dat er geen wettelijke basis is voor het toewijzen van het verzoek van de Raad. De kinderrechter wijst erop dat er mogelijk een rechterlijke machtiging kan worden aangevraagd in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, wat een alternatieve route voor de jeugdige zou kunnen zijn.
De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.