ECLI:NL:RBROT:2017:9495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
10/701255-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedrijfsinbraken, diefstal van kentekenplaten en benzinediefstal met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2017 een eindvonnis gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere bedrijfsinbraken, diefstal van kentekenplaten en onderdelen van voertuigen, alsook benzinediefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Dit vonnis volgt op een eerder tussenvonnis van 4 augustus 2017, waarin de rechtbank de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard. De rechtbank heeft in het tussenvonnis ook de heropening van het onderzoek gelast, wat leidde tot een verdere behandeling van de zaak op 11 oktober 2017.

Tijdens de zittingen is de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade van € 448,14 vorderde, behandeld. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat deze vordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden, vanwege het ontbreken van onderbouwing. De rechtbank heeft dit standpunt overgenomen en de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard, met de kosten voor de verdediging op nihil vastgesteld.

De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte besproken. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, terwijl de verdediging pleitte voor het in stand houden van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de schorsing op te heffen, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, die een opleiding volgt. De rechtbank heeft de verdachte onder voorwaarden veroordeeld, waaronder toezicht door een reclasseringsinstelling en het meewerken aan identificatieprocedures.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701255-16
Datum uitspraak: 25 oktober 2017
Tegenspraak
Eindvonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juli 2017 en 11 oktober 2017.

2.Tussenvonnis

Op 4 augustus 2017 heeft de rechtbank tussenvonnis gewezen waarin de rechtbank de onder 1, 2, 3, 5, 6, en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard. De door de rechtbank in het tussenvonnis gemaakte overwegingen en conclusies kunnen in dit eindvonnis als herhaald en ingelast worden beschouwd.
In het tussenvonnis is, om de redenen als in dat vonnis uiteengezet, de heropening gelast van het onderzoek.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] - ter zake van het bewezen verklaarde feit 5 - is vervolgens op de terechtzitting van 11 oktober 2017 behandeld. Ook hebben de officier van justitie en de verdediging zich uitgelaten over de vraag wat er na dit vonnis moet gebeuren met de schorsing van de voorlopige hechtenis.
In aanvulling van hetgeen in het tussenvonnis is overwogen, overweegt de rechtbank thans nog het volgende.

3.Vordering benadeelde partij ten aanzien van feit 5

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 448,14 aan materiële schade.
3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, gelet op het ontbreken van de onderbouwing daarvan.
3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich eveneens op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de onderbouwing daarvan ontbreekt en het een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren indien deze vordering behandeld zou worden.
3.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze
niet is onderbouwd en in zoverre een onevenredige belasting vormt van het
strafgeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
3.4.
Conclusie
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.Voorlopige hechtenis

4.1.
Tussenvonnis
In het tussenvonnis heeft de rechtbank met betrekking tot de voorlopige hechtenis overwogen dat indien er op dat moment eindvonnis zou zijn gewezen, zij de opheffing van de lopende schorsing zou hebben bevolen. Omdat niet duidelijk was wanneer de zaak wederom op zitting zou komen, heeft de rechtbank deze beslissing aangehouden, zodat zij hierover bij eindvonnis zou beslissen.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie neemt geen specifiek standpunt in met betrekking tot de voorlopige hechtenis en heeft op de zitting van 11 oktober 2017 zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.3.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de lopende schorsing van de voorlopige hechtenis in stand gehouden dient te worden, gelet op het feit dat de verdachte thans een opleiding volgt.
4.4.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank herziet haar standpunt met betrekking tot de opheffing van de lopende schorsing, gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De rechtbank zal derhalve
nietde opheffing van de lopende schorsing bevelen.

5.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals in het tussenvonnis omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in het tussenvonnis vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij de reclassering, zo lang en frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een passende dagbesteding, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal de toezichthouder toestemming geven om contact op te nemen met personen uit zijn directe omgeving, onder wie zijn ouders en school/stagebegeleiding;
  • de veroordeelde zal een intakegesprek voeren bij de forensische polikliniek De Waag of soortgelijke instelling op het gebied van zijn houding en denkwijze. Indien daaruit behandelafspraken voortvloeien, zal de veroordeelde zich inspannen om zich op positieve wijze in te zetten en de behandeling op positieve wijze af te ronden, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. J.W. Langeler en W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.