In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van borgstellingsovereenkomsten die aan een vordering in de hoofdzaak ten grondslag liggen. De rechtbank heeft op 6 december 2017 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de vraag centraal stond of de borgstellingsovereenkomsten zijn gesloten door een consument voor een gebruik dat als niet-bedrijfsmatig of niet-beroepsmatig kan worden beschouwd, in de zin van de Europese Verordening (EG) nr. 1896/2006 (EBB-Vo). De rechtbank oordeelt dat de borgstellingsovereenkomsten niet als consumentenovereenkomst kunnen worden aangemerkt, omdat deze zijn aangegaan in het kader van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Dit heeft gevolgen voor de bevoegdheid van de rechtbank, die moet worden bepaald aan de hand van de Herschikte EEX-Verordening (EEX II-Vo). De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden zich hebben beroepen op een exclusieve forumkeuze voor de rechtbanken van het arrondissement Dendermonde in België, wat betekent dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank heeft zich derhalve onbevoegd verklaard en PPB, de eiseres in de hoofdzaak, veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak.