ECLI:NL:RBROT:2017:9755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
C/10/531505 / HA ZA 17-717
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van openstaande facturen en vaststellingsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een eenmanszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2017 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een eenmanszaak, gedaagde. De eiseres heeft automaterialen geleverd aan de gedaagde, die deze facturen grotendeels niet heeft voldaan. Na een eerdere procedure is er op 9 december 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de betaling van een openstaand bedrag. De gedaagde heeft echter niet voldaan aan deze overeenkomst, wat heeft geleid tot de huidige procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure niet is geëindigd door de verwijzing naar de parkeerrol, zoals door partijen was verzocht. De eiseres heeft haar vordering verminderd tot € 13.000,00, het bedrag dat volgens de vaststellingsovereenkomst nog door de gedaagde moet worden betaald. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat de vorderingen van eiseres niet kunnen worden toegewezen omdat er bindende afspraken zijn gemaakt in de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen en dat de eiseres recht heeft op een vonnis.

De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 13.000,00, vermeerderd met wettelijke rente over verschillende termijnen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 447,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/531505 / HA ZA 17-717
Vonnis van 6 december 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. L.H. Hordijk te Capelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.J.H. Kijne te Vlaardingen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
onder het zaaknummer / rolnummer C/10/445140 / HA ZA 14-210
  • het tussenvonnis van 25 juni 2014 waarin een comparitie is bepaald en de daarin genoemde processtukken;
  • de bij B-formulier van 24 november 2014, 3 december 2014, respectievelijk 4 december 2014 door [eiseres] toegezonden producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 december 2014 waarin een vaststellingsovereenkomst is opgenomen, waarna de zaak naar de parkeerrol is verwezen en vervolgens is doorgehaald;
onder het huidige zaaknummer / rolnummer:
  • het rolbericht van 26 juli 2017 van [eiseres] waarbij zij verzoekt vonnis te wijzen;
  • de conclusie na comparitie van [gedaagde] ;
  • de conclusie na comparitie tevens akte wijziging van eis van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 14 december 2013 gefuseerd met [naam gefuseerd bedrijf] . De onderneming is voortgezet onder de naam [eiseres] Automaterialen.
2.2.
[gedaagde] drijft een eenmanszaak. Onder de naam [eenmanszaak gedaagde] houdt hij zich bezig met autoreparaties.
2.3.
[eiseres] heeft automaterialen aan [gedaagde] geleverd en daarvoor facturen verzonden. [gedaagde] heeft deze facturen vanaf juni 2013 grotendeels niet voldaan.
2.4.
Op 9 december 2014 hebben [eiseres] en [gedaagde] een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer het volgende vastgelegd:
"1. Partij [gedaagde] betaalt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan partij [eiseres] € 27.500,00 (zegge: zevenentwintigduizend en vijfhonderd euro), inclusief BTW. Dit bedrag bestaat voor € 5000,00 uit een vergoeding voor gemaakte kosten.
2. Betaling zal plaatsvinden vóór 23 december 2014 door overmaking op rekeningnummer [rekeningnummer eiseres] ten name van [eiseres]
3. Indien [gedaagde] het onder 1 genoemde bedrag niet tijdig voldoet, zal hij op 23 december 2014 een bedrag van € 15.000,00 betalen en op 1 februari, 1 maart en 1 april 2015 steeds een bedrag van €5000,00, derhalve een totaalbedrag van € 30.000,00, inclusief BTW. Ook dit bedrag bestaat voor € 5000,00 uit gemaakte kosten.
4. De ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen blijven rusten tot zekerheid van het in deze minnelijke regeling overeengekomene. Deze beslagen worden onverwijld na ontvangst van de onder 1 dan wel de onder 3 genoemde bedragen opgeheven.
5. Voorts wordt tot zekerheid van het in deze minnelijke regeling overeengekomene uiterlijk 16 december 2014 een hypothecaire zekerheid op het pand van [gedaagde] aan [adresd en woonplaats] , gevestigd, tot een bedrag van € 30.000,00 plus reguliere kosten. De notariskosten komen voor rekening van [gedaagde] . Voor zover het voor het vestigen van de hypothecaire zekerheid noodzakelijk is het beslag op te heffen, zal [eiseres] hieraan medewerking verlenen.
6. Partijen dragen ieder hun eigen kosten.
7. Behoudens het vorenstaande hebben partijen over en weer niets meer van elkaar te
vorderen.
8. Deze overeenkomst is niet vatbaar voor ontbinding wegens toerekenbare niet-nakoming.
9. Partijen verzoeken de rechter de zaak naar de parkeerrol te verwijzen."

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - na vermindering van eis - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan haar een bedrag van € 13.000,00 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de vervaldatum van iedere afzonderlijke termijn, althans vanaf de dag van deze conclusie tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente te berekenen vanaf veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding, alsmede in de buitengerechtelijke kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij automaterialen aan [gedaagde] heeft geleverd maar daarvoor geen betaling heeft ontvangen, dat partijen vervolgens ten overstaan van de rechter ter beëindiging van hun geschil een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, maar dat [gedaagde] deze overeenkomst niet is nagekomen. [gedaagde] heeft op 19 december 2015 [2014?, rb] een bedrag van € 15.000,00 betaald en op 30 januari 2015 een bedrag van € 2.000,00. [gedaagde] dient daarom in de visie van [eiseres] nog een bedrag van € 13.000,00 te voldoen, tot welk bedrag zij haar vordering heeft verminderd.
4.2.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat het door [eiseres] bij dagvaarding gevorderde niet kan worden toegewezen omdat zij met [gedaagde] op 9 december 2014 bindende afspraken heeft gemaakt ter beëindiging van de procedure.
4.3.
Zoals [eiseres] heeft aangevoerd, is weliswaar de vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van de procedure maar is daaraan geen gevolg gegeven. In de vaststellingsovereenkomst is immers vermeld dat de procedure naar de parkeerrol wordt verwezen. Een dergelijke verwijzing doet een procedure niet eindigen. Nu dit is gebeurd op verzoek van [eiseres] en [gedaagde] , wordt het ervoor gehouden dat zij beoogd hebben de procedure pas te doen beëindigen nadat [gedaagde] had voldaan aan zijn verplichtingen. Hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen staat er derhalve niet aan in de weg dat [eiseres] de zaak opbrengt en vonnis vraagt. Dat de procedure vanwege de duur van inactiviteit van partijen is doorgehaald, maakt evenmin dat de procedure is beëindigd.
4.4.
[gedaagde] heeft vervolgens aangevoerd dat de vorderingen van [eiseres] zoals vermeld in de dagvaarding non-existent zijn omdat zij zijn vervangen door de in de vaststellingsovereenkomst neergelegde afspraken.
4.5.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd dat [gedaagde] een bedrag aan haar betaalt, welke vordering zij bij conclusie na comparitie tevens akte wijziging van eis slechts heeft verminderd tot het bedrag dat [gedaagde] op grond van de vaststellingsovereenkomst nog dient te betalen. Nu [eiseres] aan haar vordering geen ander feitencomplex ten grondslag heeft gelegd, is de eisvermindering op grond van het bepaalde in artikel 129 Rv mogelijk. Anders dan [gedaagde] meent staat de vaststellingsovereenkomst gelet op haar inhoud, er enkel aan in de weg dat [eiseres] een hoger bedrag vordert dan het bedrag dat [gedaagde] gelet op het overeengekomene nog dient te betalen.
4.6.
De omstandigheid dat [gedaagde] - zoals hij te kennen heeft gegeven - voornemens is om het restantbedrag op de kortst mogelijke termijn na te komen, staat er niet aan in de weg dat de - verminderde - vordering van [eiseres] wordt toegewezen. [eiseres] heeft recht op en belang bij een vonnis dat geëxecuteerd kan worden.
4.7.
Nu [gedaagde] de vordering voor het overige niet langer heeft bestreden, zal de vordering van [eiseres] - inclusief de wettelijke handelsrente - worden toegewezen als na te melden.
4.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld voor zover deze zien op de periode nadat de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. In de vaststellingsovereenkomst is immers opgenomen dat partijen ieder de eigen kosten dragen en dat de overeenkomst niet vatbaar is voor ontbinding wegens toerekenbare niet-nakoming. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op salaris advocaat € 447,00 (0,5 punt × tarief € 894,00).
4.9.
De rechter, ten overstaan van wie de zitting is gehouden waarin de vaststellingsovereenkomst is gesloten, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen. Nu de beoordeling van de vordering de door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst tot vertrekpunt heeft ziet de rechtbank hierin geen beletsel om thans, zonder nadere mondelinge behandeling en/of overleg met partijen daarover, vonnis te wijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 13.000,00 (dertienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW
over:
  • een bedrag van € 3.000,00 met ingang van 2 februari 2015
  • een bedrag van € 5.000,00 met ingang van 2 maart 2015
  • een bedrag van € 5.000,00 met ingang van 2 april 2015
telkens tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] gemaakt nadat de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, tot op heden begroot op € 447,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017.
[2066/1729]