In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2017 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een eenmanszaak, gedaagde. De eiseres heeft automaterialen geleverd aan de gedaagde, die deze facturen grotendeels niet heeft voldaan. Na een eerdere procedure is er op 9 december 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de betaling van een openstaand bedrag. De gedaagde heeft echter niet voldaan aan deze overeenkomst, wat heeft geleid tot de huidige procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure niet is geëindigd door de verwijzing naar de parkeerrol, zoals door partijen was verzocht. De eiseres heeft haar vordering verminderd tot € 13.000,00, het bedrag dat volgens de vaststellingsovereenkomst nog door de gedaagde moet worden betaald. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat de vorderingen van eiseres niet kunnen worden toegewezen omdat er bindende afspraken zijn gemaakt in de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen en dat de eiseres recht heeft op een vonnis.
De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 13.000,00, vermeerderd met wettelijke rente over verschillende termijnen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 447,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.