ECLI:NL:RBROT:2017:9810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
ROT 17/1504
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van het rookverbod tijdens Meerpaaldagen en de rol van toezichthouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een organisatie die de Meerpaaldagen heeft georganiseerd. De minister had op basis van de Tabaks- en rookwarenwet een boete van € 600,- opgelegd aan de organisatie wegens het niet instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod tijdens het evenement. De organisatie heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij zich beriep op het vertrouwensbeginsel en stelde dat de toezichthouders zich ten onrechte niet bij de organisatie hadden gemeld na het constateren van de overtredingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouders op 13 augustus 2016 tijdens een inspectie hebben waargenomen dat er in de tent op het terrein van de Meerpaaldagen geen rookverbod was aangegeven en dat er meerdere personen tabaksproducten rookten. De rechtbank oordeelde dat de bevindingen van de toezichthouders voldoende bewijs vormden voor de overtreding van de Tabakswet. De rechtbank verwierp het betoog van de organisatie dat de toezichthouders zich hadden moeten legitimeren en dat het relaas van bevindingen van slechts één toezichthouder niet voldoende was. De rechtbank concludeerde dat de organisatie in haar verplichtingen had gefaald en dat de minister terecht een boete had opgelegd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/1504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: R.J.P. Onderberg,
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,

gemachtigde: mr. K. Janssens.

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres op grond van de Tabaks- en rookwarenwet een boete opgelegd van € 600,-.
Bij besluit van 24 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar voorzitter, [naam 1] , en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op zaterdagavond 13 augustus 2016 hebben twee toezichthouders van verweerder een inspectie uitgevoerd bij de Meerpaaldagen, aan de [adres]. De bevindingen van de inspectie zijn neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt rapport van bevindingen van 23 augustus 2016. Uit het rapport van bevindingen volgt dat de toezichthouders hebben waargenomen dat in de tent op het terrein geen aanduidingen met betrekking tot een rookverbod waren aangebracht. Omstreeks 21.00 uur hebben de toezichthouders waargenomen dat een vrouw in de tent een brandende sigaret in haar hand had, dat zij een trekje nam van de brandende sigaret en dat zij een blauwgrijze rookwalm uitblies. In de tent bevonden zich twee palen van ongeveer 2.5 meter hoog. Op beide palen zat een man met een brandende sigaret in zijn hand. Beide mannen namen trekjes van hun sigaret en bliezen een blauwgrijze rookwalm uit. Ook hebben de toezichthouders waargenomen dat ongeveer vijftien aanwezigen tabaksproducten rookten in de tent. Daarnaast roken de toezichthouders de penetrante geur van tabaksrook en zagen de toezichthouders diverse resten van tabaksproducten liggen. Gedurende de periode dat de toezichthouders in de tent waren, werden de rokende personen niet aangesproken door de in de tent werkzame personen. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft verweerder eiseres een boete van € 600,- opgelegd wegens het niet instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod.
2. Het bestreden besluit berust op verweerder standpunt dat eiseres artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Tabaks- en rookwarenwet (Tabakswet) heeft overtreden. Deze overtreding is beboetbaar op grond van artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet.
3. Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft in 2015 geen aanleiding gezien om corrigerend op te treden ten aanzien van de opstelling, uitvoering of inrichting van het festival. De in dat jaar aan de horeca-exploitant opgelegde boete is in bezwaar vernietigd. Nu de situatie uit 2015 identiek was aan de situatie van 2016 kan volgens eiseres geen sprake zijn van een beboetbare overtreding. Daarnaast vindt eiseres – indien de situatie zo ernstig was dat een boete moet worden opgelegd – het onbegrijpelijk dat de toezichthouders zich niet direct bij de organisatie hebben gemeld, nadat zij de overtreding hadden geconstateerd. Hierdoor heeft eiseres geen corrigerende maatregelen kunnen nemen en heeft verweerder geen bescherming geboden aan de bezoekers. Verder vindt eiseres het niet correct dat verweerder zijn besluitvorming heeft gebaseerd op het relaas van bevindingen van één toezichthouder. Volgens eiseres zou van beide toezichthouders een relaas van bevindingen in het dossier moeten zitten, zeker nu in het relaas van bevindingen subjectieve vaststellingen staan.
4. Op grond van vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College), waaronder de uitspraken van 13 maart 2007 (ECLI:NL:CBB:2007:BA1577) en 9 september 2008 (ECLI:NL:CBB:2008: BG1609), kan het bewijs dat de betrokkene een overtreding zoals hier heeft begaan, worden aangenomen op basis van het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar. In beginsel mag daarom worden afgegaan op de inhoud van de in het proces-verbaal vermelde waarnemingen van feiten. Eiseres heeft de feitelijke juistheid van de waarnemingen van de toezichthouders niet betwist, zodat verweerder het bestreden besluit op het op ambtsbelofte opgemaakte rapport van bevindingen van 23 augustus 2016 heeft mogen baseren. Het betoog van eiseres dat zij tekort is gedaan door het ontbreken van een afzonderlijk relaas van bevindingen van de toezichthouder met nummer 33036, volgt de rechtbank niet. Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat volgens de vaste werkwijze één toezichthouder het relaas van bevindingen schrijft, waarna het wordt voorgelegd aan de tweede toezichthouder. Wanneer de tweede toezichthouder zijn akkoord geeft, wordt het relaas van bevindingen definitief vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres door deze werkwijze niet geschaad in haar processuele belangen, aangezien beide toezichthouders de inhoud van het relaas van bevindingen hebben onderschreven.
5. Evenmin slaagt het betoog van eiseres dat de toezichthouders zich ten onrechte niet hebben gemeld bij de organisatie. Uit artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat een toezichthouder zich enkel op verzoek legitimeert en dat hij zich niet steeds bekend hoeft te maken. Het door eiseres in haar huisregels opgenomen verzoek aan controlerende instanties om zich vooraf te melden bij de organisatie, is geen verzoek in de zin van artikel 5:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van het College van 12 september 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:166). Bovendien bepaalt artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet dat eiseres verplicht is om een rookverbod in te stellen en te handhaven. Het is niet aan verweerders toezichthouders om beschermende maatregelen te initiëren voor de bezoekers van de Meerpaaldagen.
6. Ten aanzien van het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank dat verweerder bij besluit van 20 november 2015 een boete van € 600,- heeft opgelegd aan de heer [naam 2] , wegens het overtreden van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Tabakswet tijdens de Meerpaaldagen op 15 augustus 2015. Deze boete heeft verweerder bij het besluit 18 januari 2016 ingetrokken, omdat in de bezwaarprocedure onvoldoende is gebleken dat de geconstateerde overtreding was toe te rekenen aan de heer [naam 2] en niet, zoals eiseres heeft gesteld, dat geen sprake was van een beboetbare overtreding. Volgens de evenementenvergunning heeft eiseres als rechtspersoon de Meerpaaldagen van 2016 georganiseerd. Dit betekent dat zij als beheerder in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet een rookverbod moet instellen, aanduiden en handhaven. Door dit niet te doen heeft eiseres deze bepaling overtreden, zodat verweerder bevoegd was aan haar een boete op te leggen. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de het College van Beroep voor het bedrijfsleven.