In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrijwilliger, aangeduid als [naam eiseres], en een stichting, aangeduid als [naam gedaagde], die zich richt op het welzijn van zwerfhonden in Roemenië. De eiseres vorderde de afgifte van sponsorgelden en donaties ter waarde van € 20.504,03, die op de rekening van de stichting waren gestort in het kader van een actie die zij had opgezet. De stichting weigerde deze gelden over te maken, met als argument dat de donaties niet rechtstreeks aan de eiseres waren gedaan en dat de gelden in haar vermogen waren gevloeid. De eiseres had een actie opgezet om geld in te zamelen voor een sterilisatieprogramma voor zwerfhonden en had hiervoor een stichting opgericht, genaamd Stichting [naam 1]. De stichting [naam gedaagde] stelde dat de gelden bestemd waren voor haar doelstellingen en dat er een restitutierisico bestond als de eiseres de gelden aan een derde zou overmaken.
De rechter oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de vordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De rechter concludeerde dat de stichting [naam gedaagde] niet onrechtmatig handelde door de gelden niet aan de eiseres af te staan, aangezien de actie onder haar paraplu was uitgevoerd en de donaties op haar rekening waren gestort. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de stichting. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van de relatie tussen vrijwilligers en stichtingen, vooral in het kader van ANBI-status en de bestemming van ingezamelde gelden.