ECLI:NL:RBROT:2018:10294
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordelingscriteria voor verzoeken tot het horen van getuigen bij zwijgende verdachte
In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 28 november 2018, is een verzoek tot het horen van getuigen afgewezen. De raadsman van de verdachte had op 27 juni 2017 verzocht om zeven getuigen te horen in het kader van een strafzaak. De officier van justitie heeft echter aangegeven dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd. De verdediging stelde dat de verhoren noodzakelijk waren om te onderzoeken of de verdachte op de hoogte was van malversaties die uit het strafrechtelijk onderzoek naar voren waren gekomen. De verdachte had zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen, waardoor het niet mogelijk was om te toetsen of aan de maatstaf van het verdedigingsbelang was voldaan.
De rechter-commissaris oordeelde dat een verzoek op basis van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering deugdelijk gemotiveerd moet zijn. Dit houdt in dat er voldoende concrete aanknopingspunten moeten zijn om het onderzoek te rechtvaardigen. De enkele wens om een getuige te ondervragen is niet voldoende. De verdediging moet duidelijk maken op welke onderdelen een verklaring wordt betwist en waarom dit noodzakelijk is. In dit geval was er geen concrete betwisting van de verklaringen van de getuigen door de verdachte, die zich steeds op zijn zwijgrecht beroept.
De rechter-commissaris concludeerde dat alle getuigen al door de politie waren gehoord en dat er geen nieuwe relevante informatie was die het horen van de getuigen rechtvaardigde. Het verzoek werd afgewezen wegens gebrek aan een voldoende deugdelijke en concrete onderbouwing. De beschikking is genomen in het belang van de waarheidsvinding en de rechten van de verdachte, waarbij de rechter-commissaris de belangen van alle betrokken partijen in overweging heeft genomen.