ECLI:NL:RBROT:2018:10495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
C/10/542849 / HA ZA 18-45
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van dekking inboedelverzekering na premieachterstand

In deze zaak heeft eiseres, wonende te Rotterdam, een all-risk inboedelverzekering afgesloten bij Reaal Schadeverzekeringen N.V. De verzekeringsovereenkomst is opgeschort door Reaal vanwege onbetaalde premies. Eiseres stelt dat zij niet op de hoogte was van de premieachterstand en geen herinneringsbrieven heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat Reaal de dekking van de verzekering rechtsgeldig heeft opgeschort. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zij de brieven niet heeft ontvangen. De rechtbank overweegt dat Reaal meerdere pogingen heeft gedaan om de premie te incasseren en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet op de hoogte was van de opschorting van de dekking. De vorderingen van eiseres worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/542849 / HA ZA 18-45
Vonnis van 12 december 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. H. Orduseven-Semerci te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,thans handelend onder de naam
VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Reaal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidentele vonnis van 4 juli 2018 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • het tussenvonnis (in de vorm van een brief) van 1 augustus 2018, waarbij een comparitie is gelast;
  • de brief van de rechtbank van 17 augustus 2018, waarbij een instructie voor de zitting is gegeven;
  • de brief van [eiseres] van 12 oktober 2018, waarbij producties 11 t/m 18 zijn ingediend;
  • de brief van [eiseres] van 17 oktober 2018, waarbij producties 19 t/m 21 zijn ingediend;
  • de ter terechtzitting overgelegde en voorgedragen pleitnota van mr. Orduseven-Semerci;
  • de ter terechtzitting overgelegde en voorgedragen pleitnota van mr. Knoester (namens Reaal);
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 25 augustus 2014 heeft [eiseres] een all-risk inboedelverzekering afgesloten bij Reaal met polisnummer [nummer] voor haar woning aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de verzekeringsovereenkomst). Uit het polisblad blijkt dat [eiseres] per half jaar een premie ad € 158,76 verschuldigd is aan Reaal en dat deze premie via automatische incasso wordt betaald.
2.2.
In een brief van Reaal aan [eiseres] van 12 september 2015 staat het volgende:
“(…) U heeft bij ons één of meer schadeverzekeringen. Hiervoor betaalt u premie. Helaas hebben wij de premie nog niet ontvangen. (…) Wij schrijven de premie automatisch af van uw rekening. Dat is deze keer niet gelukt. De reden hiervoor is: Incasso volgens uw bank niet uitvoerbaar. (…) Wij doen geen nieuwe poging om de premie af te schrijven van uw rekening. Daarom verzoeken wij u om € 158,76 over te maken naar (…) Als u de premie niet betaalt voor 26 september 2015, heeft dat gevolgen voor uw verzekering(en). Lees daarom ook de informatie: ‘Wat gebeurt er als u de premie niet voor 26 september 2015 betaalt?’ (…)”
2.3.
In een brief van Reaal aan [eiseres] van 29 september 2015 is onder meer het volgende vermeld:
“(…) U heeft bij ons één of meer schadeverzekeringen. Hiervoor betaalt u premie. Helaas hebben wij de premie niet ontvangen, ook niet na de eerste herinneringsbrief. In die brief stond dat wij de verzekering tijdelijk stopzetten als u niet op tijd zou betalen. Omdat u niet heeft betaald, zetten wij de verzekering tijdelijk stop. (…) Wij verzoeken u dringend om de premie voor 14 oktober 2015 te betalen. Als u snel betaalt, voorkomt u dat wij bij de volgende herinnering de premie met € 40,00 aan incassokosten verhogen. En u bent dan weer verzekerd op de dag na de datum waarop wij de volledige premie ontvangen. (…)”
2.4.
Reaal heeft op 14 oktober 2015 telefonisch contact gehad met de assurantietussenpersoon van [eiseres] , Yilmaz Financieel Adviescentrum B.V. (hierna: de tussenpersoon), waarbij de tussenpersoon een mobiel telefoonnummer van [eiseres] aan Reaal heeft verstrekt. Daarna heeft Reaal getracht [eiseres] te bereiken, echter dit is niet gelukt.
2.5.
In een brief van 15 oktober 2015 heeft Reaal aan [eiseres] het volgende geschreven:
“(…) U heeft bij ons één of meer schadeverzekeringen. Hiervoor betaalt u premie. Helaas hebben wij de premie niet ontvangen, ook niet na twee herinneringen. Wij hebben de verzekering inmiddels tijdelijk stopgezet. Omdat u nog niet heeft betaald, verhogen wij de premie met incassokosten. Wij verzoeken u dringend om zo snel mogelijk te betalen. (…) Maak het bedrag zo snel mogelijk over. Dan bent u weer verzekerd op de dag na de datum waarop wij het geld ontvangen. (…) Als u niet betaalt, ondernemen wij vervolgstappen. Dan kunt u denken aan een juridische procedure of het inschakelen van een incassobureau. (…)”
2.6.
Vervolgens heeft op initiatief van Reaal een incassotraject plaatsgevonden, dat niet tot betaling door [eiseres] heeft geleid.
2.7.
In de woning van [eiseres] is op of omstreeks 14 april 2016 een brand ontstaan in de keuken. Naar aanleiding daarvan heeft [eiseres] op 20 april 2016 een schademelding gedaan bij Reaal. Reaal heeft daarop aangegeven dat de schade niet was gedekt. Op 20 april 2016 heeft Reaal de verzekering van [eiseres] per 25 augustus 2015 definitief stopgezet.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – Reaal te veroordelen tot:
nakoming van de overeenkomst;
uitkering van de schade;
vergoeding van de proceskosten als volgens de wet.
3.2.
Het verweer van Reaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] , althans tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, de nakosten daarin begrepen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil ziet op de vraag of de verzekeringsovereenkomst dekking biedt voor de schade van [eiseres] .
4.2.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] aangevoerd dat Reaal op grond van de verzekeringsovereenkomst verplicht is de schade die zij als gevolg van de keukenbrand op 14 april 2016 heeft geleden te vergoeden. Reaal heeft zich verweerd met de stelling dat de dekking van de verzekeringsovereenkomst vanwege de niet-betaalde premie per 25 augustus 2015 rechtsgeldig is opgeschort en dat zij daarom niet is gehouden de schade van [eiseres] te vergoeden. Ter weerlegging van het door Reaal gevoerde verweer heeft [eiseres] aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de opschorting van de dekking. Volgens [eiseres] heeft Reaal niet gepoogd om de premie over de periode van 25 augustus 2015 t/m 25 februari 2016 automatisch van haar rekening te incasseren, terwijl betaling via automatische incasso was overeengekomen. Zij heeft aangevoerd geen melding te hebben gekregen van haar bank dat de automatische incasso was mislukt. Volgens [eiseres] heeft haar tussenpersoon in januari 2016 desgevraagd medegedeeld dat er geen openstaande premies waren met betrekking tot lopende verzekeringen. [eiseres] heeft voorts betwist de hiervoor onder 2.2, 2.3 en 2.5 geciteerde brieven van Reaal te hebben ontvangen.
4.3.
Ter zake van het door Reaal gevoerde bevrijdende verweer (opschorting van de dekking) rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en – bij voldoende gemotiveerde betwisting door [eiseres] – de bewijslast op Reaal.
4.4.
Reaal heeft gesteld dat zij de premie over de periode 25 augustus 2015 t/m 25 februari 2016 ad € 158,76 op 28 augustus 2015 heeft getracht af te schrijven van de bankrekening van [eiseres] , maar dat deze betaling op 31 augustus 2015 door de bank is gestorneerd. Reaal heeft aangevoerd dat zij vervolgens op 4 september 2015 nogmaals een poging heeft gedaan om de premie af te schrijven, maar dat ook deze betaling (op 10 september 2015) is gestorneerd. In totaal heeft Reaal slechts twee keer de door [eiseres] verschuldigde premie kunnen incasseren. Ondanks de twee voornoemde pogingen is het Reaal niet gelukt om de derde halfjaarlijkse premie bij [eiseres] te innen, aldus Reaal.
4.5.
Vaststaat dat partijen zijn overeengekomen dat betaling van de premie via automatische incasso geschiedt. Wat betreft de vraag of Reaal de premies daadwerkelijk bij [eiseres] heeft geïncasseerd of heeft getracht te incasseren, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Tussen partijen is niet in geschil dat Reaal in ieder geval de eerste halfjaarlijkse premie op 10 september 2014 (succesvol) heeft geïncasseerd van de bankrekening van [eiseres] , zodat zulks vaststaat. Nu Reaal onweersproken heeft gesteld dat incasso’s via een geautomatiseerd systeem worden uitgevoerd, kan er in beginsel van worden uitgegaan dat Reaal ook de vervolgpremies automatisch heeft geïncasseerd althans heeft getracht te incasseren. Ter onderbouwing van haar stelling dat Reaal na 10 september 2014 geen incassopogingen meer heeft ondernomen, heeft [eiseres] diverse bankafschriften overgelegd. Deze bankafschriften zijn echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat Reaal geen poging heeft gedaan om de premie over de periode vanaf 25 augustus 2015 automatisch van de rekening van [eiseres] te incasseren, nu deze afschriften niet zien op de periode waarin Reaal stelt te hebben afgeschreven. De overgelegde afschriften zijn derhalve onvolledig. Bovendien blijkt uit de afschriften dat [eiseres] in ieder geval in de maanden augustus en september 2015 een debetsaldo op haar rekening had, zodat ook niet aannemelijk is dat Reaal de derde halfjaarlijkse premie over de periode 25 augustus 2015 t/m 25 februari 2016 met succes had kunnen afschrijven. Voor zover [eiseres] heeft aangevoerd dat zij een bericht zou hebben gekregen van haar bank als Reaal een mislukte poging tot incasso zou hebben gedaan, heeft te gelden dat, gelet op de betwisting daarvan door Reaal, in rechte niet is komen vast te staan dat de bank in alle gevallen van mislukte incassopogingen een melding doet uitgaan naar de rekeninghouder, zulks nog afgezien van de vraag of aangenomen zou mogen worden dat [eiseres] van een dergelijke melding kennis zou hebben genomen en naar aanleiding daarvan acties zou hebben ondernomen. Hetzelfde geldt voor de – door Reaal betwiste – stelling van [eiseres] dat storneringen altijd worden vermeld op bankafschriften. Al met al kan [eiseres] niet worden gevolgd in haar onvoldoende onderbouwde stelling dat door Reaal na 10 september 2014 geen incassopogingen meer zijn ondernomen.
4.6.
Voor zover [eiseres] heeft aangevoerd dat zij niet door Reaal op de hoogte is gebracht van de premieachterstand, stelt de rechtbank het volgende voorop. Uit artikel 7:934 BW volgt dat het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie eerst tot beëindiging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst of dekking kan leiden, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder de vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na aanmaning. In een geval waarin een verzekerde betwist brieven van een verzekeraar te hebben ontvangen, is het in beginsel aan die verzekeraar om de ontvangst van de brieven – waarop zij zich in het kader van het door haar ingeroepen rechtsgevolg beroept – te bewijzen. In dit geval is het in beginsel dan ook aan Reaal om aan te tonen dat [eiseres] voornoemde brieven heeft ontvangen. Nu de brieven aan [eiseres] niet aangetekend zijn verzonden, is er in zoverre geen bewijs van ontvangst voorhanden.
4.7.
Reaal heeft aangevoerd dat ook de contactmomenten die [eiseres] heeft gehad met de deurwaarder moeten worden meegewogen. Volgens Reaal is in het bijzonder van belang dat [eiseres] telefonisch contact heeft gehad met de deurwaarder, dat bij deze gelegenheid een (niet nagekomen) betalingsregeling is overeengekomen en dat op verzoek van [eiseres] een afschrift van alle correspondentie is verzonden naar het e-mailadres [mailadres] , dat aan [eiseres] toebehoort. [eiseres] heeft hiertegenover aangevoerd dat niet zij, maar haar zus [naam] contact heeft gehad met de deurwaarder en een betalingsregeling heeft getroffen. Het telefoonnummer waarnaar in het overzicht van de deurwaarder wordt verwezen alsook het voornoemde e-mailadres waren in het bezit van en werden gebruikt door haar zus, die voor haar werkte, aldus [eiseres] .
4.8.
Bij de beantwoording van de vraag of Reaal de dekking van de verzekering mocht opschorten, acht de rechtbank relevant dat Reaal niet alleen heeft getracht [eiseres] te bereiken door brieven toe te zenden naar haar adres, maar ook door telefonisch contact op te nemen met haar tussenpersoon en vervolgens met [eiseres] via het door de tussenpersoon verstrekte telefoonnummer. De door Reaal ingeschakelde deurwaarder heeft vervolgens op 7 januari 2016 gesproken met iemand die de telefoon van [eiseres] beantwoordde en is met diegene een (niet nagekomen) betalingsregeling overeengekomen. De stelling van [eiseres] dat de persoon aan de telefoon haar zus is geweest, die in de veronderstelling was dat de vordering zag op een haar betreffende schuld van een autoverzekering, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu Reaal onbetwist heeft gesteld dat het zakelijke telefoonnummer en het zakelijke e-mailadres – die naar [eiseres] beweert door haar zus werden gebruikt – in het Landelijk Register Kinderopvang zijn geregistreerd als de contactgegevens van [eiseres] . Daar komt bij dat als niet weersproken is komen vast te staan dat de deurwaarder naar aanleiding van het voornoemde telefoongesprek – op verzoek van de persoon aan de telefoon – relevante correspondentie heeft verzonden naar het zakelijke e-mailadres van [eiseres] . Die correspondentie had betrekking op de vordering op [eiseres] en niet op een vordering ter zake van een autoverzekering jegens de zus van [eiseres] . De rechtbank acht het uitermate onwaarschijnlijk dat de zus van [eiseres] – ook na ontvangst van de correspondentie – zich niet zou hebben gerealiseerd dat het om een vordering op [eiseres] ging, nu het in de rede ligt dat op het telefoonnummer van [eiseres] voor haar bestemde gesprekken binnenkomen en dat op het e-mailadres van [eiseres] voor haar bestemde e-mails binnenkomen. Dat moet ook de voor [eiseres] werkzame zus van [eiseres] zich hebben gerealiseerd. Op grond van hetgeen [eiseres] naar voren heeft gebracht kan dan ook niet worden aangenomen dat [eiseres] niet op de hoogte was van de opschorting van de dekking van de verzekering. De overgelegde schriftelijke verklaring van de zus van [eiseres] kan dat niet anders maken. Datzelfde geldt voor de stelling van [eiseres] dat haar tussenpersoon haar in januari 2016 nog heeft gemeld dat er geen openstaande premies waren. Tegen de hiervoor weergegeven achtergrond komt het de rechtbank tevens ongeloofwaardig voor dat [eiseres] geen brieven van Reaal heeft ontvangen. Alle voornoemde omstandigheden samengenomen is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] het verweer van Reaal – dat zij de dekking van de verzekeringsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgeschort – onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken.
4.9.
De rechtbank acht het van belang om nog op te merken dat, indien het zo zou zijn dat [eiseres] haar zakelijke telefoonnummer en e-mailadres exclusief in gebruik had gegeven aan haar zus en dat die zus vervolgens zakelijke relaties van [eiseres] er niet op wees dat zij [eiseres] niet was en [eiseres] ook niet informeerde over voor [eiseres] bestemde berichten, dit in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van [eiseres] dient te komen. [eiseres] kan dit Reaal niet tegenwerpen.
4.10.
Conclusie is dus dat Reaal de dekking van de verzekering rechtsgeldig heeft opgeschort. De vorderingen van [eiseres] zullen derhalve worden afgewezen.
4.11.
[eiseres] zal als de in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Reaal worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 2.766,00
4.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.13.
De proceskosten in het incident zijn in het vonnis van 4 juli 2018 aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak, zodat daar thans over dient te worden beslist. De door Reaal ingestelde incidentele vordering tot verwijzing van de onderhavige zaak naar de kamer voor kantonzaken is afgewezen. Reaal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 543,00 aan salaris advocaat (1 punt x tarief € 543,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Reaal tot op heden begroot op € 2.766,00;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover – wat betreft de kostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident
5.5.
veroordeelt Reaal in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 543,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018.
[3085/1977/1729]