In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan over de afgelasting van de dinsdagmarkt in het centrum van Rotterdam, die op 6 juni 2017 plaats zou vinden. De gemeente Rotterdam had de markt afgelast vanwege extreme weersomstandigheden, maar een vereniging van marktkooplieden maakte bezwaar tegen dit besluit. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld door haar eigen beleid niet na te leven. De rechtbank stelde vast dat de marktmeesters op de ochtend van de afgelasting aanwezig waren en dat er contact was geweest over de weersomstandigheden. Ondanks de afgelasting werd de markt later die ochtend alsnog doorgezet, wat de rechtbank als inconsistent beschouwde. De eisers, die standplaatsen op de markt hadden, voerden aan dat het besluit om de markt af te gelasten onterecht was, omdat de weersomstandigheden niet zo ernstig waren dat afgelasting noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet zorgvuldig had gehandeld en dat het besluit om de markt af te gelasten onrechtmatig was. Het beroep van de eisers werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de eisers.