ECLI:NL:RBROT:2018:10536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
10/651019-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging na verbreking relatie verdachte met zijn minderjarige ex-vriendin

Op 16 augustus 2018 vond de openbare terechtzitting plaats in de rechtbank Rotterdam, waar de verdachte, die niet aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M. de Reus. De zaak betrof mishandeling en bedreiging van de minderjarige ex-vriendin van de verdachte. Het slachtoffer, bijgestaan door haar zus en een vertegenwoordiger van Bureau Slachtofferhulp, maakte gebruik van haar spreekrecht en voegde zich als benadeelde partij in het proces. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer. De politierechter behandelde de vordering van de benadeelde partij, die € 1.250,- aan schadevergoeding eiste, en concludeerde dat een bedrag van € 750,- toewijsbaar was. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. De politierechter oordeelde dat de bewezen feiten, waaronder mishandeling en bedreiging, ernstig waren en dat de verdachte een patroon van relationeel geweld vertoonde. De uitspraak benadrukte de noodzaak van reclasseringstoezicht en het voorkomen van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/651019-18
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2018.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. K.A. Baggerman,
officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld,
griffier R.M.T. Verheijde.
De zaken tegen na te noemen verdachte worden uitgeroepen.
De verdachte, genaamd
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats verdachte] , [adres verdachte] ,
is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.
De raadsman verklaart dat de verdachte niet is verschenen omdat hij bang is dat het bevel schorsing voorlopige hechtenis zal worden opgeheven en dat hij door de niet verschenen verdachte uitdrukkelijk is gemachtigd hem op de terechtzitting te verdedigen. De politierechter deelt mede daarmee in te stemmen.
Tevens is aanwezig het slachtoffer [naam slachtoffer 1] met haar oudere zus [naam zus slachtoffer] , bijgestaan door de heer [naam 1] van Bureau Slachtofferhulp.
Zij geeft te kennen als slachtoffer gebruik te zullen maken van het spreekrecht.
Het slachtoffer heeft door middel van een schadevergoedingsformulier te kennen gegeven zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De politierechterdeelt mede de korte inhoud van:

1.

het proces-verbaal met registratienummer [proces-verbaalnummer 1] van 10 mei 2018, van politie, regionale eenheid Rotterdam met bijlagen;
2.
het uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juli 2018 ;
3.
het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 9 augustus 2018;
4.
de stukken betreffende de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis van de verdachte.
Het slachtofferleest voor wat in de overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring staat vermeld. Deze verklaring is aan dit proces-verbaal gehecht en maakt daarvan deel uit.
De politierechtergaat over tot bespreking van de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partijvordert van ter zake van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten een geldbedrag van € 1.250,- aan schadevergoeding voor geleden immateriële schade.
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij vordert dat de verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van een reclasseringstoezicht, waaronder urinecontrole op drugsgebruik, en een contactverbod met [naam slachtoffer 1] , met dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
De officier van justitiemerkt ter toelichting op:
Op de Justitiële Documentatie van de verdachte staan meerdere geweldsdelicten alsmede een openstaande werkstraf die nog moet worden uitgevoerd. Bij de feiten die thans worden besproken past geen werkstraf meer, maar uitsluitend nog een gevangenisstraf.
De officier van justitiemerkt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op dat deze toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, en dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Verder vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging en deelt mee:
Ten aanzien van feit 1 zegt het slachtoffer met haar hoofd tegen de muur te zijn geslagen en dat haar keel werd dichtgeknepen. De verdachte zegt dat hijzelf werd aangevallen. Gaat het nu om de klap of de duw? Er wordt geen beroep gedaan op noodweer. Ik heb verder geen opmerkingen over de bewezenverklaring.
Waar het mis gaat met de strafeis van de officier van justitie zijn de vragen over de taakstraf. De feiten maken wel een bepaalde indruk, maar het zwaartepunt moet liggen op de toekomst. Het is jammer dat de verdachte niet naar de zitting durfde te komen. Hij ziet zelf wel in dat dingen mis zijn gegaan, dat het soortgelijke feiten zijn als de vorige zaak. Ik heb geen verweer betreffende het voorwaardelijk strafdeel met toezicht en een contactverbod met aangeefster en/of haar zus.
Hij heeft een laag zelfbeeld en zoekt dan een partner of aansluiting bij een motorclub. Als de relatie wordt beëindigd, wilt hij zijn spullen weer terug. Om hem 4 weken op te sluiten is een brug te ver. Er is geen probleem met het uitvoeren van een werkstraf die kan aansluiten bij een lopende werkstraf die hij nog moet doen. Daarbij kan dan gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest worden opgelegd.
Betreffende de vordering van de benadeelde partij is de hoogte van het bedrag lastig te beoordelen. Er is geen bezwaar tegen de dadelijke uitvoerbaarheid.
De begeleider van Bureau Slachtofferhulp van de benadeelde partij merkt op:
Recentelijk is onder parketnummer 10/112266-18 door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam een vergoeding toegewezen van € 750,- omdat herhaaldelijk was gedreigd met : “ik gooi je in de Maas”. De bedreiging in onderhavige zaak is ernstiger. Ik vraag toewijzing van € 1.000,-, zoals de officier van justitie voorstelt.
Het slachtofferheeft desgevraagd geen opmerkingen.
De politierechterverklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen wijzen.
De politierechterspreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
Aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat:
T.a.v. feit 1:
Hij op of omstreeks 07 mei 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door in/op/tegen het gezicht te slaan en/of haar te duwen, als gevolg waarvan zij, [naam slachtoffer 1] , tegen een televisiemeubel, althans een hard voorwerp, is gevallen.
T.a.v. feit 2:
Hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2018 tot en met 08 mei 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Als dat de politie is, dan steek ik je eerst dood en dan doe ik pas open" en/of "Ik ga je neuken op mij moeder" en/of "anders maak ik je dood" en/of "ik ga je doodsteken" en/of (via [naam slachtoffer 2] ) "Ik ga jullie neuken, ik maak jullie af, ik maak [naam slachtoffer 1]
ook af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 07 mei 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie neuken, ik maak jullie af, ik ga je dood steken, ik kom erachter waar je woont" en/of "Als ik jou zie, ga ik jou ook neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.Bewijsmiddelen en voor bewijs redengevende feiten en omstandigheden

De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 1] , proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 1] van 8 mei 2018, pagina 10 tot en met 15, in het proces-verbaal met Registratienummer [proces-verbaalnummer 1] , van politie, regionale eenheid Rotterdam, inhoudende als
verklaring van aangeefster:
Ik had een relatie met [naam verdachte] , Op 7 mei 2018 was ik in zijn woning aan de [adres verdachte] te Rotterdam. Mijn vriendin [naam vriendin] belde mij en ik vertelde haar dat ik bang was. Daarom werd [naam verdachte] boos op mij. Ik ging toen ook schreeuwen tegen hem. [naam verdachte] werd boos omdat ik schreeuwde en sloeg mij hard in mijn gezicht met de vlakke hand. Ik viel hierdoor achterover tegen het televisiemeubel. [naam verdachte] was bang dat [naam vriendin] de politie zou bellen. Toen de deurbel ging zei hij tegen mij: “Als dat de politie is, dan steek ik je eerst dood en dan doe ik pas open”. Maar het was niets. Ik ben bang voor alle gevolgen maar heb uiteindelijk vandaag toch alles verteld.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 2] , proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 2] van 9 mei 2018, pagina 21 en 22, in het proces-verbaal met Registratienummer [proces-verbaalnummer 1] , van politie, regionale eenheid Rotterdam, inhoudende als
verklaring van aangeefster:
Mijn zusje [naam slachtoffer 1] heeft eerder aangifte gedaan tegen een man genaamd [naam verdachte] . Dat was op 8 mei 2018 en ik was daarbij met mijn andere zusje [naam zus slachtoffer] . Na de aangifte reed ik met mijn zusjes toen [naam verdachte] weer belde op de mobiele telefoon van [naam slachtoffer 1] . Ik heb de telefoon opgenomen. Ik hoorde [naam verdachte] door de telefoon schreeuwend roepen: “ik maak jullie af, ik ga je dood steken, ik kom erachter waar je woont, ik maak [naam slachtoffer 1] ook af”. Door deze woorden van [naam verdachte] werd ik bang en kreeg een angstig gevoel. Ik dacht dat hij straks echt voor mijn deur zou staan.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 1] , proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 3] van 10 mei 2018, pagina 19 en 20, in het proces-verbaal met Registratienummer [proces-verbaalnummer 1] , van politie, regionale eenheid Rotterdam, inhoudende als
verklaring van aangeefster:
Mijn zus heeft ook aangifte gedaan van bedreiging en [naam verdachte] bleef maar bellen. We zaten in de auto en ik hoorde dat hij tegen mijn zus zei: “als je de schoenen niet komt brengen dan ga ik je doodsteken”.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam zus slachtoffer] , proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 4] van 10 mei 2018, pagina 33 en 34, in het proces-verbaal met Registratienummer [proces-verbaalnummer 1] , van politie, regionale eenheid Rotterdam, inhoudende als
verklaring van de getuige:
Ik was erbij toen [naam slachtoffer 2] bedreigd werd door [naam verdachte] . We zaten in de auto en waren net weg van het politiebureau en [naam verdachte] bleef de hele tijd bellen. [naam slachtoffer 2] maakt [naam verdachte] duidelijk dat hij [naam slachtoffer 1] niet meer moest bellen. [naam verdachte] begon te schreeuwen en zei op een gegeven moment: “Als ik jou zie, ga ik jou ook neersteken”.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam verdachte] , proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 5] van 9 mei 2018, pagina 23 tot en met 29, in het proces-verbaal met Registratienummer [proces-verbaalnummer 1] , van politie, regionale eenheid Rotterdam, inhoudende als
verklaring van de verdachte:
Gisteren zei mijn vriendin [naam slachtoffer 1] dat zij de relatie wilde verbreken. Op 7 mei 2018 kwam zij naar mijn woning aan de [adres verdachte] te Rotterdam. Toen [naam slachtoffer 1] begon te schreeuwen heb ik haar weggeduwd, van mij af. Het klopt dat zij daardoor met haar linkerzij op een televisiemeubel is gevallen. En hard is terechtgekomen.
Ik ken [naam slachtoffer 2] niet. Ik heb de zus van [naam slachtoffer 1] gezegd dat als ze lef had ze voor mijn deur moest komen staan. Haar zus [naam slachtoffer 2] bedreigde eerst mij en toen heb ik haar terug bedreigd.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam verdachte] , proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 6] van 10 mei 2018, pagina 30 tot en met 32, in het proces-verbaal met Registratienummer [proces-verbaalnummer 1] , van politie, regionale eenheid Rotterdam, inhoudende als
verklaring van de verdachte:
Toen ik erachter kwam dat [naam slachtoffer 1] het echt wilde uitmaken wilde ik schoenen van € 600,-, een geldbedrag van € 1.000,- en de ring terug. Het klopt dat ik in een app-bericht heb geschreven: “ [naam 2] als ik jou vind jij bent dood”. Ook klopt het dat ik heb geschreven: “ik ga je doodsteken”.

3.Bewezenverklaring

Hiervoor heeft de politierechter de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1:
Hij op 07 mei 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door tegen het gezicht te slaan of haar te duwen, als gevolg waarvan zij, [naam slachtoffer 1] , tegen een televisiemeubel is gevallen.
T.a.v. feit 2:
Hij in de periode van 06 mei 2018 tot en met 08 mei 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Als dat de politie is, dan steek ik je eerst dood en dan doe ik pas open" en "ik ga je doodsteken" en (via [naam slachtoffer 2] ) ", ik maak jullie af, ik maak [naam slachtoffer 1] ook af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 07 mei 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen " ik maak jullie af, ik ga je dood steken, ik kom erachter waar je woont" en "Als ik jou zie, ga ik jou ook neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
T.a.v. feit 1:
Mishandeling.
T.a.v. feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straf/straffen en maatregel

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.1
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.1.1
Strafblad
De politierechter heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.1.2
Rapportages
Reclassering Nederland, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 augustus 2018. Dit rapport houdt het volgende in:
Indien schuldig bevonden tekent zich een voortzetting van een patroon van relationeel geweld af. In de periode 2015-2017 vond er bij een aanwezig reclasseringstoezicht en een verbod en controle op middelengebruik geruime tijd geen recidive plaats. Hij heeft vaak meerdere relaties met jonge vrouwen. Wanneer deze vrouwen afstand van hem nemen, schetsen onderhavige zaak en de zaak onder parketnummer 09-827323-17, toont hij afdwingend, eisend, dreigend en fysiek agressief gedrag. In 2014 vond er een Pro Justitia onderzoek plaats. Indertijd werd hij gediagnosticeerd met een bipolaire stemmingsstoornis, een benedengemiddelde intelligentie (zwakbegaafdheid), afhankelijkheid van cannabis en een habitueel misbruik van alcohol.
6.2
Conclusies van de politierechter
Gelet op hetgeen de politierechter hierboven heeft overwogen, komt hij tot de volgende conclusies.
Toen de vriendin van de verdachte de relatie wilde beëindigen eiste verdachte van haar teruggave van een duur paar schoenen, geld en een ring en dat deze goederen in persoon naar hem zouden worden gebracht. In zijn woning bij onder meer afwikkeling hiervan heeft hij zijn ex-vriendin geslagen of geduwd waardoor zij ongelukkig ten val is gekomen. Voorts heeft hij toen en ook kort na haar aangifte haar en haar oudere zus [naam slachtoffer 2] gedreigd dood te maken. Door zo te handelen maakt de verdachte ernstig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Om dit patroon te doorbreken acht de politierechter slechts een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf passend en geboden.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de politierechter acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een werkstraf en een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. De verdachte is niet in persoon verschenen om de mogelijkheid van een werkstraf te kunnen bespreken en in het dossier zijn contra-indicaties voor een werkstraf.
De politierechter zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

7.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.250,- aan immateriële schade.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het bedrag tot € 1.000,- en tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige deel.
7.2.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De politierechter bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 mei 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
7.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 36f, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De politierechter:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 weken;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 weken niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal meewerken aan urineonderzoek ter controle op het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [naam slachtoffer 1] en mevrouw [naam slachtoffer 2] (gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht);
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] voor het overige gedeelte;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge:
zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 750,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.