ECLI:NL:RBROT:2018:10539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
10/660352-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen of medeplichtigheid aan moord en andere feiten in Rotterdam

Op 20 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen of medeplichtigheid aan moord, het voorhanden hebben van een vuurwapen en de vernieling van een schuur. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij het onderzoek op de terechtzitting begon op 18 oktober 2017 en meerdere keren is geschorst. De rechtbank heeft op basis van de bewijsvoering geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor het eerste feit en bewezenverklaring voor de andere feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de moord en dat de verklaringen van medeverdachten niet voldoende stellig waren. Ook het bewijs met betrekking tot het vuurwapen en de vernieling van de schuur was niet overtuigend genoeg. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De uitspraak is gedaan door mr. M.K. Asscheman-Versluis als voorzitter, en mrs. K.A. Baggerman en J. Fransen als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.K. van Zanten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660352-17
Datum uitspraak: 20 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting is aangevangen op 18 oktober 2017 en daarna een aantal malen geschorst tot terechtzittingen op data daarna. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het (opnieuw aangevangen) onderzoek op de terechtzittingen van 3, 4 en 20 december 2018, op welke laatste terechtzitting het onderzoek is gesloten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 18 oktober 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I.W. Streefland-Brink heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Vrijspraak

Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde (primair: medeplegen van, subsidiair medeplichtigheid aan moord/doodslag) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde (medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie) wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het DNA van de verdachte is op meerdere plaatsen op het vuurwapen aangetroffen en de medeverdachte [naam medeverdachte] , met wie de verdachte bevriend was, heeft verklaard dat de verdachte wist dat hij een vuurwapen had en dat hij hem misschien wel eens heeft gezegd het vuurwapen weg te leggen als het binnen op een kast lag bijvoorbeeld. Op het moment dat de verdachte het vuurwapen heeft vastgepakt, had hij er - zij het tijdelijk en misschien kortstondig - enige beschikkingsmacht over.
Beoordeling
De verdachte heeft dit feit ontkend. Hij ontkent het vuurwapen op enig moment te hebben vastgehouden en heeft ook verklaard dat hij bij [naam medeverdachte] nooit een vuurwapen heeft gezien en ook niet wist dat [naam medeverdachte] een vuurwapen had.
De verklaring van [naam medeverdachte] , waar de officier van justitie naar heeft verwezen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet voor het bewijs worden gebruikt. Deze verklaring is onvoldoende stellig en te vaag en ook tegenstrijdig met hetgeen [naam medeverdachte] verder heeft verklaard, namelijk dat niemand wist dat hij een vuurwapen had en hij het aan niemand heeft laten zien.
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut verrichte DNA-onderzoek komt naar voren dat er op verschillende plaatsen op het vuurwapen DNA is aangetroffen dat van de verdachte afkomstig kan zijn. Zoals de raadsman heeft aangevoerd, is echter niet uit te sluiten dat dit DNA op een andere wijze daarop terecht is gekomen dan door het voorhanden hebben daarvan. De verdachte was bevriend met [naam medeverdachte] en zat regelmatig met hem in de auto, onder andere ook als bestuurder. Gelet daarop is het niet uitgesloten dat zijn DNA bijvoorbeeld via het stuur van de auto of door fysiek contact met [naam medeverdachte] op het vuurwapen terecht is gekomen. Ook dit is daarom niet voldoende voor het bewijs.
Het onder 2 ten laste gelegde is dus niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde (vernieling van een schuur) wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte reed op 28 mei 2017 met de auto van [naam medeverdachte] en is daarmee na het schietincident dat die dag plaatsvond de schuur ingereden, hetgeen hij ook heeft bekend. Hij had geen rijbewijs en reed na het schietincident met hoge snelheid weg met het grote risico de controle over het stuur te verliezen. Hij heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met de auto tegen de schuur zou kunnen rijden en deze daarbij zou vernielen, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het vernielen van de schuur. Dat de verdachte zonder rijbewijs een auto bestuurde en na het schietincident mogelijk te hard is weggereden, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met de auto een schuur in zou rijden. Dit past ook in het geheel niet bij zijn bedoeling om snel weg te komen.
Het onder 3 ten laste gelegde is dus niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen (het vuurwapen, het daarbij behorende magazijn en de munitie) waren eigendom van de medeverdachte [naam medeverdachte] en de bij vonnis van 20 december 2018 in zijn zaak bewezen verklaarde feiten (moord en overtreding van de Wet wapens en munitie) zijn met behulp van respectievelijk met betrekking tot deze voorwerpen begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet. Deze voorwerpen zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

7.Benadeelde partijen

Vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [naam benadeelde 1] (de moeder van het slachtoffer), bijgestaan door mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching, advocaat te Rotterdam, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 9.057,80 voor geleden materiële schade, een vergoeding van € 25.000,- voor geleden immateriële schade en een vergoeding van € 15,73 voor reiskosten in verband met het bijwonen van de terechtzittingen op 3 en 4 december 2018. Verzocht is de vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 28 mei 2017. Daarnaast is gevorderd de verdachte te veroordelen in de proceskosten ter hoogte van € 2.420,- aan salaris van de advocaat;
  • [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. Hij vordert een vergoeding van € 7.729,39 voor geleden materiële schade en een vergoeding van € 8.000,- voor geleden immateriële schade.

Beoordeling

Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 2]
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart onttrokken aan het verkeer de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de overgelegde beslaglijst, te weten: het vuurwapen, het magazijn en de munitie;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,meermalen, althans eenmaal, met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) afgevuurd op die [naam slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] en/of één of meer ander(en) op of omstreeks 28 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,meermalen, althans eenmaal, met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) afgevuurd op die [naam slachtoffer 1] ,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 mei 2017 te Rotterdam en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door die [naam medeverdachte] en/of een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen,van een vuurwapen en/of munitie te voorzien en/of met een auto (Volkswagen Golf kenteken [kentekennummer] ) naar de plaats delict te brengen en/of na het feit van de plaats delict te vervoeren;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode 1 december 2016 tot en met 28 mei 2017 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19 (Gen 4), kaliber 9x19mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van categorie III, te weten een of meer kogelpatro(o)n(en), merk Geco, kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een schuur (behorend bij de woning aan de [adres delict] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt door met een door hem bestuurde auto op/tegen/in die schuur te rijden;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht