ECLI:NL:RBROT:2018:10883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
7338777 CV EXPL 18-48017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van uitkering door gemeente en de leer van formele rechtskracht

In deze zaak heeft de gemeente Maassluis op 19 oktober 2011 een besluit genomen tot terugvordering van een bedrag aan door eiseres, de Gemeente Maassluis, ontvangen uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar na afwijzing van het bezwaar heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, afdeling bestuursrecht. De rechtbank heeft op 8 november 2012 het beroep gegrond verklaard, maar slechts voor een klein deel, wat betreft de berekening van het gevorderde bedrag. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep ingesteld.

Eiseres vordert nu dat de rechtbank bepaalt dat zij schade heeft geleden ten bedrage van het teruggevorderde bedrag van € 24.591,44 en vordert terugbetaling van hetgeen zij reeds heeft terugbetaald, alsook kwijting ter zake van het nog te betalen bedrag. De vordering is gebaseerd op de stelling dat het besluit van 19 oktober 2011 onrechtmatig is geweest. De kantonrechter wijst de vordering echter af, omdat eiseres het niet eens is met het bestuursrechtelijke besluit van de gemeente en daartegen bezwaar heeft gemaakt, maar geen gebruik heeft gemaakt van de openstaande rechtsgang na de uitspraak van de bestuursrechter.

De kantonrechter verwijst naar de leer van de formele rechtskracht, die inhoudt dat de civiele rechter dient uit te gaan van de geldigheid van de bestuursrechtelijke beslissing als daartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend. In dit geval heeft eiseres geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de beslissing van de bestuursrechter. De kantonrechter kan daarom niet beoordelen of het bestuursrechtelijke besluit onrechtmatig is geweest, aangezien daarover al door de bestuursrechter is geoordeeld. Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op nihil, omdat de gemeente zelf verweer heeft gevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7338777 CV EXPL 18-48017
datum: 19 december 2018
proces-verbaal mondelinge uitspraak ex artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te Hoek van Holland,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 2 oktober 2018,
gemachtigde: mr. I. Correljé, te Hoek van Holland
tegen

Gemeente Maassluis,

gevestigd te Maassluis,
gedaagde,
vertegenwoordigd door mr. P.H. Harent.
Aanwezig is mr. L.J. van Die, kantonrechter, bijgestaan door mr. D.W.G. Bakker, griffier.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘de gemeente’.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • mevr. [eiseres] in persoon, bijgestaan door mr. I. Correljé als gemachtigde;
  • namens de gemeente, vertegenwoordigd door mr. P.H. Harent.
De kantonrechter gaat over tot de bij vonnis van 19 november 2018 bevolen comparitie van partijen.

Verklaringen van partijen

Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht

De gronden van de beslissing

1.1
In deze zaak heeft de gemeente op 19 oktober 2011 het besluit genomen tot terugvordering van een bedrag aan door [eiseres] ontvangen uitkering. Tegen het besluit heeft [eiseres] bezwaar gemaakt en na afwijzing van dit bezwaar heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, afdeling bestuursrecht. De Rechtbank heeft het beroep op 8 november 2012 (nummer AWB 12/1238) in die zin gegrond verklaard dat de berekening van het gevorderde bedrag aangepast diende te worden voor wat betreft de berekening van één maand. Tegen deze beslissing van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld.
1.2
Thans vordert [eiseres] te bepalen dat zij schade heeft geleden ten bedrage van het teruggevorderde bedrag van € 24.591,44 en vordert zij terugbetaling van hetgeen zij reeds heeft terugbetaald en kwijting ter zake van het nog te betalen bedrag. De vordering is gebaseerd op de stelling dat het besluit van 19 oktober 2011 onrechtmatig is geweest.
1.3
De kantonrechter wijst de vordering af op de volgende gronden. [eiseres] is het niet eens met het bestuursrechtelijke besluit van de gemeente van 19 oktober 2011. Zij heeft daar, vergeefs, bezwaar tegen gemaakt. Tegen dit besluit op bezwaar stond een met waarborgen omkleedde bestuursrechtelijke rechtsgang open. Van die rechtsgang heeft [eiseres] gebruik gemaakt door in beroep te gaan bij de rechtbank. Het beroep is in zoverre gegrond verklaard dat de gemeente het terugvorderingsbesluit, voor een heel klein deel heeft moeten aanpassen. Tegen deze beslissing heeft opnieuw de mogelijkheid van beroep opengestaan. Niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. In het arrest [naam 1] heeft de Hoge Raad al op 16 mei 1986, NJ 1986,723 uitgemaakt dat de civiele rechter dient uit te gaan van de geldigheid van de bestuursrechtelijke beslissing als daartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Wanneer wel gebruik is gemaakt van de openstaande rechtsgang dient de civiele rechter de uitspraak van de bestuursrechter te respecteren (HR 7 april 1995, NJ 1997,166 [naam 2] ). Dit staat bekend als de leer van de formele rechtskracht.
Gelet op deze leer kan en mag de kantonrechter niet op grond van onrechtmatige daad beoordelen of het bestuursrechtelijke besluit van 19 oktober 2011 onrechtmatig is geweest. Daarover heeft de bestuursrechter al geoordeeld.
1.4
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de kosten van dit geding, tot op dit moment aan de zijde van de gemeente vastgesteld op nihil, nu gedaagde zelf verweer heeft gevoerd;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter en de griffier is ondertekend.
37555