Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 januari 2018 met producties 1 tot en met 9;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van 16 mei 2018;
- de akte houdende vermindering van eis, tevens incidentele conclusie van antwoord van 30 mei 2018.
2.De feiten waarvan in het incident wordt uitgegaan
GOVERNING LAW AND DISPUTES
14.1 Op alle rechtsbetrekkingen tussen Infra en Afnemer is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
3.Het geschil
4.De beoordeling in het incident
Vermindering van eis
De rechter van een Verdragsluitende Staat bij wie een geschil aanhangig wordt gemaakt over een onderwerp ten aanzien waarvan partijen een overeenkomst als bedoeld in dit artikel hebben aangegaan, verwijst partijen op verzoek van een hunner naar arbitrage, tenzij hij constateert, dat genoemde overeenkomst vervallen is, niet van kracht is of niet kan worden toegepast.”
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
14 december 1976, 24/76 - RÜWA/Colzani, Jur. 1976, p. 1831; 20 februari 1997, C-106/95 - MSG/GR, Jur. 1997, p. I-911; 7 februari 2013, ECLI:EU:C:2013:62, NJ 2013, 299, punt 21; 7 juli 2016, C-222/15 - Höszig Kft./Alstom Power Termal Services, ECLI:EU:C:2016:525) volgt – kort gezegd – dat artikel 25 Brussel Ibis-Vo (in navolging van artikel 17 EEX-verdrag en artikel 23 Brussel Ibis-Vo) autonoom dient te worden uitgelegd. Uit die autonome uitleg vloeit voort dat de aangezochte rechter verplicht is te onderzoeken of het beding dat hem bevoegd of onbevoegd verklaart, daadwerkelijk het voorwerp is geweest van een wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt. De vormvoorschriften in artikel 25 lid 1 sub a tot en met c Brussel Ibis-Vo hebben ten doel te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat.
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen: