ECLI:NL:RBROT:2018:11069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
6323809 cv expl 17-32701
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending substantieringsplicht leidt niet tot nietigheid dagvaarding; werkelijke proceskosten niet toewijsbaar

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, woonachtig te Rotterdam. De vordering betreft een bedrag van € 907,50 aan proceskosten, voortvloeiend uit een geschil over een factuur voor verrichte bouwwerkzaamheden. Eiser heeft de vordering na vermindering van eis ingesteld, nadat hij zijn eerdere gemachtigde, mr. Van Noord, had vervangen door Juristo Incassodiensten B.V. De procedure is gestart na een reeks van correspondentie tussen de partijen, waarbij gedaagde heeft betwist dat eiser aan zijn substantieringsplicht heeft voldaan door het verweer van gedaagde niet in de dagvaarding op te nemen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser inderdaad zijn verplichtingen uit artikel 111 lid 3 Rv heeft geschonden, maar dat dit niet leidt tot nietigheid van de dagvaarding. De rechter oordeelt dat de dagvaarding niet nietig is, omdat de ontbrekende gegevens later zijn verstrekt en gedaagde niet onredelijk in zijn verweer is benadeeld. Eiser heeft echter geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten rechtvaardigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de proceskosten op basis van het liquidatietarief moeten worden vastgesteld.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter eiser veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, vastgesteld op € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 2 februari 2018 door mr. W.J.J. Wetzels.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6323809 CV EXPL 17-32701
uitspraak: 2 februari 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] handelend onder de naam [handelsnaam] ,
woonplaats: Ridderkerk,
eiser,
gemachtigde: dhr. [naam] te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 9 september 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[eiser] heeft bij factuur van 26 oktober 2016 een bedrag van € 2.677,63 bij [gedaagde] in rekening gebracht ter zake van verrichtte bouwwerkzaamheden en meerwerk.
2.2
Op 31 oktober 2016 heeft [eiser] een bedrag van € 1.832,20 ontvangen van [gedaagde] ter zake van voornoemde factuur.
2.3
[eiser] heeft zijn vordering op 3 juli 2017 ter incasso uit handen gegeven aan zijn incassogemachtigde Juristo Incassodiensten B.V. (hierna: Juristo). Voor die tijd werd [eiser] juridisch bijgestaan door een advocaat, mr. Van Noord.
2.4
[gedaagde] heeft op 13 september 2017 een bedrag van € 1.069,64 voldaan aan [eiser] .

3.De vordering

3.1
[eiser] heeft na vermindering van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 907,50 ter zake van proceskosten alsmede aan hem te betalen de nakosten van € 131,00 dan wel € 199,00, een en ander - voor het geval voldoening niet binnen de termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
Aan zijn gewijzigde vordering heeft [eiser] naast de onder 2. vermelde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Mr. Van Noord heeft lange tijd niets van zich laten horen. [eiser] was derhalve genoodzaakt een andere gemachtigde, Juristo, in te schakelen. Juristo heeft bij factuur van 6 juli 2017 een bedrag van € 907,50 aan [eiser] gefactureerd ter zake van het opstellen van de onderhavige dagvaarding, welke kosten [eiser] heeft voorgeschoten aan Juristo. [gedaagde] dient deze kosten aan [eiser] te voldoen, nu de vordering ter zake van de hoofdsom, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten en de betekeningskosten van de dagvaarding pas zijn voldaan nadat [eiser] Juristo had ingeschakeld en een gerechtelijke procedure was gestart. Deze kosten had [eiser] niet hoeven te maken indien [gedaagde] zich aan de gemaakte afspraken had gehouden.

4.Het verweer

4.1
[gedaagde] verzoekt de kantonrechter [eiser] bij vonnis in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren althans hem deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of bewezen, met veroordeling van [eiser] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit geding.
4.2.1
[gedaagde] stelt daartoe primair dat sprake is van een nietige dagvaarding dan wel dat [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu [eiser] heeft verzuimd in de dagvaarding het door [gedaagde] gevoerde verweer te vermelden en dat [eiser] daarmee niet heeft voldaan aan zijn substantieringsplicht.
4.2.2
Subsidiair dient de verzochte proceskostenveroordeling op grond van de redelijkheid en billijkheid afgewezen te worden. [gedaagde] heeft er alles aan gedaan om het onderhavige geschil in goed overleg af te wikkelen. [eiser] heeft hier op geen enkele wijze medewerking aan verleend. Er is niet gereageerd op de vele berichten van [gedaagde] en zijn gemachtigde. [gedaagde] is gedagvaard terwijl reeds overeenstemming was bereikt inzake een schikking in de onderhavige zaak. Deze schikking is op 16 augustus 2017 door de gemachtigde van [gedaagde] bevestigd aan mr. Van Noord. [eiser] had de verschuldigdheid van het griffierecht aldus kunnen voorkomen door de onderhavige procedure, zoals verzocht, voorafgaand aan de eerste roldatum in te trekken.
4.2.3
Tot slot is de verzochte proceskostenveroordeling buitenproportioneel.

5.De beoordeling

5.1
Evident is dat [eiser] zijn verplichting krachtens artikel 111 lid 3 Rv, om in de dagvaarding de door [gedaagde] tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor te vermelden, heeft geschonden. Uit de bij conclusie van antwoord overgelegde e-mails, die door [eiser] niet zijn weersproken, blijkt immers dat niet alleen tussen de voormalige gemachtigde van [eiser] (mr. Van Noord) en de gemachtigde van [gedaagde] , maar ook tussen Juristo en de gemachtigde van [gedaagde] uitvoerig is gecorrespondeerd over de vordering, op grond waarvan [eiser] bekend was, althans had kunnen zijn met het verweer van [gedaagde] , hetgeen hij in strijd met zijn verplichting niet (volledig) in de dagvaarding heeft vermeld. Anders dan [gedaagde] meent, heeft dit verzuim van [eiser] niet tot gevolg dat de dagvaarding nietig is of dat [eiser] niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Artikel 120 lid 4 Rv stelt immers de sanctie van nietigheid (gesteld op de op niet-inachtneming van andere eisen waaraan de dagvaarding moet voldoen) niet op schending van de verplichting krachtens het derde lid van artikel 111 Rv. De rechter kan eiser bevelen de ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken. Nu de ontbrekende gegevens bij conclusie van antwoord en conclusie van repliek alsnog zijn verstrekt, kan dit bevel achterwege blijven. Gebleken is ook niet dat [gedaagde] , door de onjuiste wijze waarop [eiser] de dagvaarding heeft ingericht, in zijn mogelijkheden om tegen de vordering verweer te voeren op onredelijke wijze is benadeeld. Blijkens de verdere inhoud van zijn conclusie weet ook [gedaagde] waar het in deze zaak om gaat.
5.2
[eiser] vordert thans enkel nog veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de door hem werkelijke gemaakte kosten van de onderhavige procedure van € 907,50. Volgens vaste jurisprudentie is slechts in bijzondere gevallen vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten aangewezen, zoals in het geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn door [eiser] niet gesteld, zodat de kantonrechter geen grond ziet af te wijken van de hoofdregel van artikel 237 Rv en het liquidatietarief als uitgangspunt voor de begroting van de proceskosten wordt genomen.
5.3
Vast staat dat [gedaagde] de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en explootkosten op 13 september 2017, derhalve ruim voor de datum van de eerste rolzitting d.d. 20 september 2017, heeft voldaan. Het had dan ook in de rede gelegen de dagvaarding vóór de eerste rolzittingsdatum in te trekken om zo verdere proceskosten te voorkomen. Te meer nu [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord onweersproken heeft gesteld dat hij meerdere malen heeft aangeboden € 100,00 te voldoen ter zake van het salaris voor de gemachtigde voor het opstellen van de dagvaarding alsook onweersproken heeft gesteld dat met de voormalige gemachtigde van [eiser] reeds op 16 augustus 2017 een minnelijke regeling was getroffen, van welke regeling Juristo in ieder geval bij e-mail van 14 september 2017 (productie 1 bij conclusie van antwoord) op de hoogte is gebracht door de gemachtigde van [gedaagde] . Onder deze omstandigheden wordt geoordeeld dat [eiser] [gedaagde] onnodig op kosten heeft gejaagd door de onderhavige procedure voort te zetten en ziet de kantonrechter aanleiding [eiser] te veroordelen in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
735