In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stehouwer Banden Maasland B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, Stehouwer, vorderde betaling van een factuur van € 1.445,05 voor uitgevoerde werkzaamheden aan de auto van de gedaagde, die na een ongeval schade had opgelopen. De gedaagde had de factuur niet voldaan en voerde aan dat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd, wat leidde tot een beroep op wanprestatie. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn betalingsverplichting niet kon ontlopen, omdat hij geen rechtsgevolg aan zijn beroep op wanprestatie had verbonden. De kantonrechter benadrukte dat een beroep op wanprestatie alleen kan leiden tot een opschorting van de betalingsverplichting als er een rechtsgevolg aan wordt verbonden, zoals ontbinding van de overeenkomst of schadevergoeding. Aangezien de gedaagde dit had nagelaten, bleef zijn verplichting tot betaling van de factuur in stand. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld.