ECLI:NL:RBROT:2018:11081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
10/711035-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving met bedreiging van geweld door minderjarige dader

Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte, die beschuldigd werd van afpersing. De verdachte heeft op 1 september 2018 in Barendrecht, op de openbare weg, een minderjarig slachtoffer onder bedreiging met een mes gedwongen om 300 euro af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 49 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uur. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij, de vader van het slachtoffer, deels toegewezen, waarbij de verdachte 200 euro aan schadevergoeding moet betalen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en uit een gestructureerd gezin komt. De rechtbank heeft de noodzaak van begeleiding door de jeugdreclassering benadrukt, gezien de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/711035-18
Datum uitspraak: 13 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. M.P. Kloppenburg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 13 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 49 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, onder meer inhoudende dat de verdachte zich zal houden aan een meldplicht, en zo nodig mee zal werken aan een nader te bepalen behandeling;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Nu zich in het dossier daarnaast voldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt, zal de rechtbank het feit zonder nadere motivering bewezen verklaren.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 01 september 2018 te Barendrecht,
op de openbare weg, te weten [plaats delict] ,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot
de afgifte van 300 euro, toebehorende aan [vader slachtoffer] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en
- ( daarbij) dreigend tonen/voorhouden van een mes aan die [naam slachtoffer] en
- ( daarbij) dreigend duwen/drukken van een mes tegen de borst, althans het lichaam van die [naam slachtoffer] , en
- ( vervolgens) naar/op/tegen de grond duwen/drukken van die [naam slachtoffer] en
- ( daarbij) dreigend aan die [naam slachtoffer] mededelen – zakelijk
weergegeven – dat hij, verdachte, geld wilde hebben en dat het
niet genoeg was en dat hij meer geld wilde hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft de aangever beroofd van een geldbedrag van 300 euro. De verdachte heeft zich aan de aangever opgedrongen, een mes voorgehouden en tegen hem aangedrukt en de aangever tegen de grond geduwd. Vervolgens heeft de verdachte gevraagd om (meer) geld af te geven. Hierop heeft de aangever 300 euro afgegeven aan de verdachte. De rechtbank slaat acht op de omstandigheid dat het slachtoffer hoogstwaarschijnlijk heeft staan pronken met de € 300,- die hij daarvoor van zijn vader had gestolen, maar dat rechtvaardigt de door de verdachte gepleegde straatroof op geen enkele wijze. Het geweld en de bedreiging die hij heeft toegepast, zijn ernstig. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke delicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Verdachte was ten tijde van het gepleegde feit 15 jaar.
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 december 2018, ten behoeve van de terechtzitting op 13 december 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit het onderzoek komt naar voren dat het leven van de verdachte wordt gekenmerkt door rust, structuur en regelmaat waarbij de ouders goed zicht lijken te hebben op de verdachte. Omdat de Raad op geen enkel domein grote zorgen heeft omtrent de verdachte, is het gepleegde delict moeilijk te verklaren. De Raad adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest. Daarnaast adviseert de Raad aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, met algemene voorwaarden. De Raad meent dat een (deels) voorwaardelijke werkstraf kan dienen als stok achter de deur om de verdachte te motiveren mee te werken aan de nodig geachte hulpverlening door de jeugdreclassering.
Uit het gezinsplan van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) van 16 oktober 2018 volgt het advies om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, met algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte mee zal werken aan de inzet van (geïndiceerde) zorg indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht. Daarbij dient aan de jeugdreclassering de opdracht te worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter terechtzitting heeft de jeugdreclassering aangevuld dat het delict moeilijk te rijmen valt met het feit dat de verdachte zich op alle leefgebieden positief ontwikkelt. De komende periode wordt gekeken of er sprake is van onderliggende problematiek waarop ingezet moet worden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het delict een onverwachte, nare uitzondering lijkt te zijn in een anderszins gestructureerd en probleemvrij leven. De rechtbank is daarom van oordeel dat de onvoorwaardelijke jeugddetentie niet langer hoeft te zijn dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 19 dagen. Ook kan de rechtbank zich vinden in het advies van de jeugdreclassering, waaruit de noodzaak van begeleiding naar voren komt. De rechtbank zal daarom een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Onderkend wordt dat de ouders van de verdachte hun maatregelen al zeker hebben getroffen, maar alsnog is het nodig dat de jeugdreclassering onderzoekt of dit daadwerkelijk een eenmalig incident is geweest of toch een signaal voor een onderliggend probleem. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van een taakstraf bestaande uit een werkstraf. Daarin wordt de ernst van het feit tot uiting gebracht. Bij de bepaling van de duur van de werkstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[vader slachtoffer] , wonende te Barendrecht, heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [naam slachtoffer] als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 330,00 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 200,00 kan worden toegewezen. Uit de aangifte blijkt dat de aangever een bedrag van € 300,00 heeft afgegeven aan de verdachte, waarvan reeds € 100,00 door de politie in beslag is genomen en is teruggegeven aan de benadeelde partij.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbaar feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De schade wordt op dit moment op basis van de aangifte en het reeds teruggegeven geldbedrag vastgesteld op € 200,00. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,00.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 49 (negenenveertig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarden dat de
veroordeelde:
  • zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zijn medewerking zal verlenen aan behandeling indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uurwaarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde] als wettelijk vertegenwoordiger van [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 200,00 (hoofdsom
, zegge: tweehonderd euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M. van Kuilenburg en M.E. van der Zouw, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 september 2018 te Barendrecht,
op of aan de openbare weg, te weten [plaats delict] ,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot
de afgifte van 300 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [vader slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
het
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) dreigend tonen/voorhouden van een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) dreigend duwen/drukken van een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp op/tegen de borst, althans het lichaam van die [naam slachtoffer]
, en/of
- ( vervolgens) naar/op/tegen de grond duwen/drukken van die [naam slachtoffer]
en/of
- ( daarbij) dreigend aan die [naam slachtoffer] mededelen – zakelijk
weergegeven – dat hij, verdachte, geld wilde hebben en/of dat het
niet genoeg was en dat hij meer geld wilde hebben, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking.