ECLI:NL:RBROT:2018:11084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
10/750171-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van niet-ambtelijke omkoping met betrekking tot werkzaamheden voor concurrent

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], heeft de rechtbank Rotterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van niet-ambtelijke omkoping, omdat hij werkzaamheden had verricht voor [naam bedrijf 1] terwijl hij in dienst was bij [naam bedrijf 2]. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de enkele omstandigheid dat de verdachte in strijd met een concurrentiebeding handelde, onvoldoende is om te spreken van omkoping. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet is aangetoond dat de verdachte de werkzaamheden voor [naam bedrijf 1] heeft verricht in de context van zijn dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2]. Er was geen bewijs dat de verdachte de benodigde kennis en kunde niet buiten zijn dienstverband had kunnen verwerven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, met mr. D.L. Spierings als voorzitter en mrs. W.J. Geurts-de Veld en A.A.T. Werner als rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750171-15
Datum uitspraak: 20 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J. de Back, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 (negentig) dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 144 (honderdvierenveertig) uren te verrichten taakstraf resteert, subsidiair 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte werkzaamheden heeft verricht voor [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ), terwijl hij in dienst was bij [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ), hiervoor is betaald en dit heeft verzwegen voor zijn werkgever. De verdachte heeft software geleverd aan [naam bedrijf 1] en VPN-verbindingen gemaakt voor [naam bedrijf 1] , zodat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die werkzaam was bij [naam bedrijf 1] , zijn werkzaamheden kon uitvoeren. Uit de tapgesprekken blijkt dat [naam verdachte] wíst dat hij de werkzaamheden niet zonder voorafgaande toestemming van [naam bedrijf 2] mocht verrichten. Dit is hem expliciet verboden in zijn concurrentie- en/of nevenbeding. Naar de mening van de officier van justitie levert dit niet-ambtelijke omkoping op.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping.
De enkele omstandigheid dat wordt gehandeld in strijd met een concurrentie- of nevenbeding, is onvoldoende om te spreken van omkoping zoals strafbaar gesteld in artikel 328 ter van het Wetboek van Strafrecht.
Om tot een bewezenverklaring van niet-ambtelijke omkoping te kunnen komen dient onder meer vast komen te staan dat de verdachte de werkzaamheden voor [naam bedrijf 1] heeft gedaan in dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] .
Voor de uitleg van het bestanddeel “in dienstbetrekking heeft gedaan en/of nagelaten” heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het bestanddeel “in zijn bediening” van artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (omkoping ambtenaren). Niet is vereist dat de ambtenaar in beginsel tot de handeling bevoegd is, maar slechts dat zijn functie hem tot het verrichten van de verlangde handeling in staat stelt.
Voor het verrichten van de werkzaamheden die de verdachte worden verweten, het remote maken van gasmotoren/aanleggen van VPN-verbindingen, is bepaalde kennis en kunde nodig. Niet is gebleken dat de dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] voor het uitvoeren van deze werkzaamheden van belang is geweest. Aldus is de rechtbank niet gebleken dat zijn functie de verdachte tot het verrichten van de handelingen in staat heeft gesteld. Daarbij overweegt de rechtbank dat het gegeven dat de verdachte de benodigde kennis en kunde zou hebben opgedaan door zijn werkzaamheden voor [naam bedrijf 2] in het verleden, dit niet anders maakt. Niet is komen vast te staan dat de verdachte deze kennis niet buiten [naam bedrijf 2] kan hebben opgedaan. Er zijn immers ook werknemers van andere bedrijven die soortgelijke als de verweten werkzaamheden kunnen uitvoeren.
Anders ligt dit indien de verdachte software en/of hardware waarover hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] de beschikking had aan [naam bedrijf 1] heeft overgedragen danwel ter beschikking heeft gesteld. In het dossier zijn aanwijzingen te vinden dat hiervan sprake is geweest. Echter, als dit al vast zou komen te staan, dan kan op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat hier ‘giften of beloftes’ tegenover hebben gestaan. De verdachte ontkent voor het verstrekken van software ooit enige betaling te hebben ontvangen, de facturen aan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 3] die in het dossier zitten wijzen hier niet op en ook anderszins kan niet worden vastgesteld dat dit het geval zou zijn geweest. Wat dus ook zij van de vraag of de verdachte ooit software of hardware heeft verstrekt aan [naam bedrijf 1] , nu niet kan worden vastgesteld dat hiervoor een gift, belofte of dienst is verstrekt, kan dit niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde leiden.
4.1.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. W.J. Geurts-de Veld en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 augustus 2015 te Alblasserdam en/of Achtkarspelen en/of 's-Gravenzande, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, anders dan als ambtenaar, namelijk als IM Country Site Specialist en/of IM Team Leader Operations, in ieder geval werkzaam in dienstbetrekking bij [naam bedrijf 2] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een of meer gifte(n) en/of een of meer belofte(s), namelijk, een of meer betaling(en) en/of het verkrijgen van een (of meer) opdracht(en) tot het verrichten van werk, al dan niet via de eenmanszaak [naam bedrijf 4] , van [naam bedrijf 1] en/of [naam medeverdachte 2] heeft aangenomen, en dit aannemen in strijd met zijn plicht heeft verzwegen tegenover zijn werkgever.