ECLI:NL:RBROT:2018:11327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
10/680281-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en ontploffingen met gemeen gevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van bedreiging met zware mishandeling en het teweegbrengen van ontploffingen, waarbij gemeen gevaar voor goederen en lichamelijk letsel te duchten was. De verdachte werd ook beschuldigd van handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, in de periode van april tot juni 2018 meerdere ontploffingen heeft veroorzaakt bij woningen van het slachtoffer, [naam slachtoffer 1], en hem heeft bedreigd via een Instagram-bericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2018 en 3 juni 2018 ontploffingen heeft veroorzaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van zwaar vuurwerk, de zogenaamde Cobra 6. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden materiële en immateriële schade door de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680281-18
Datum uitspraak: 16 november 2018
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in PI Rijnmond, locatie De Schie,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2018 en 2 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 5)
Het onder 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit bepleit. Volgens de verdediging is op grond van het dossier niet vast te stellen dat de verdachte degene is geweest die op 22 mei 2018 een projectiel heeft bevestigd aan de voordeur van de woning aan de [adres delict 1] te Gorinchem. Dat de persoon op de camerabeelden een soortgelijk vest draagt als bij de verdachte is aangetroffen en dat deze persoon rijdt op een scooter die gelijkenis vertoont met de scooter die aan de verdachte toebehoort, is volstrekt onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 kan slechts tot een bewezenverklaring komen van het door de verdachte verstuurde bericht via Instagram op 23 mei 2018. Dit bericht is echter niet redengevend voor de feiten. Voorts was er geen sprake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Voor het onder feit 1 ten laste gelegde is in lijn met vorenstaande geen wettig en overtuigend bewijs en dient vrijspraak te volgen.
4.3.2.
Beoordeling
Inleiding
De verdachte staat samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) terecht voor een bedreiging en het (medeplegen van het) teweegbrengen van explosies in de periode april tot en met juni 2018. De zaken tegen deze verdachten zijn afzonderlijk behandeld maar omdat beiden op basis van hetzelfde eindproces-verbaal van de politie worden vervolgd, zal de rechtbank eerst wat algemene opmerkingen maken op basis van dat eindproces-verbaal van de politie die beide verdachten raken.
In de periode april tot en met juni 2018 vinden in Gorinchem vier aanslagen op woningen plaats. Bij al die aanslagen wordt gebruik gemaakt van zwaar vuurwerk, te weten een zogenaamde Cobra 6. De eerste aanslag, op 16 april 2018, is mislukt en wijkt ook af van de andere drie aanslagen omdat hierbij niet alleen gebruik is gemaakt van een Cobra 6, maar ook van een petfles gevuld met een brandbare vloeistof waar de Cobra 6 aan vast was getapet. Voor deze aanslag staan beide verdachten niet terecht; zij waren op dat moment met vakantie in de Dominicaanse Republiek. De verdachten staan wel terecht voor betrokkenheid bij telkens twee van de drie geslaagde aanslagen en voor het medeplegen van de bedreiging van [naam slachtoffer 1] door middel van alle aanslagen, alsmede door middel van een verzonden Instagram bericht.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat al deze vier aanslagen één gemeenschappelijk kenmerk hebben; ze vinden allemaal plaats op de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] . De eerste en de tweede aanslag vinden plaats op het woonadres van de ouders van [naam slachtoffer 1] , waar [naam slachtoffer 1] op dat moment zelf ook woont. Als [naam slachtoffer 1] vervolgens ‘onderduikt’ bij een vriend, vinden twee aanslagen plaats op dat adres. Het dossier biedt geen concreet antwoord op de vraag waarom die aanslagen op [naam slachtoffer 1] plaatsvinden. Wel zijn er aanwijzingen dat de verdachten kennelijk een wrok koesteren tegen [naam slachtoffer 1] , mogelijk verband houdende met diens eerdere relatie met [naam medeverdachte] .
Hierna zal de rechtbank de relevante bewijsmiddelen voor de afzonderlijke tenlastegelegde zaken bespreken.
Feit 3
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er op 22 mei 2018 aan de [adres delict 1] , de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] op dat moment, een Cobra 6 tot ontploffing is gebracht. Op de camerabeelden is te zien dat er een persoon op een donkere scooter met windscherm en dubbele lampen aan de voorzijde de steeg vanuit de richting van het “Eind” binnen rijdt, enkele keren heen en weer rijdt, en vervolgens het explosief aan de voordeur bevestigt en naar zijn scooter rent en wegrijdt, waarna de explosie volgt. De persoon draagt een grijs/licht sweatshirt met een donkere schouderpartij, lange mouwen en een hoodie met daaronder een baseball petje.
Het is de politie bekend dat de verdachte een scooter op naam heeft staan die zwart van kleur is, een windscherm heeft en dubbele voorlichten heeft. Getuige [naam getuige 1] herkent het vest dat in de auto is aangetroffen als het vest van de verdachte. Het vest heeft een donkere schouderpartij.
Feit 4:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 3 juni 2018, aan de [adres delict 1] , de verblijfplaats van [naam slachtoffer 1] op dat moment, een Cobra 6 tot ontploffing is gebracht. Hierbij liep ook het pand aan de [adres] schade op. Getuige [naam getuige 2] ziet een persoon uit de [straatnaam] rennen en in de auto stappen. De auto was een zwarte Volkswagen Polo, uitvoering GTI. De auto stond op de Molenstraat, exact voor de ingang van de [straatnaam] . Het kenteken van de auto was [kentekennummer] . Deze auto is op naam gesteld van de verdachte. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte en zij op de avond van 3 juni 2018 in de Polo van de verdachte zijn gaan rijden. [naam medeverdachte] bestuurde de auto, stopte en de verdachte stapte uit. Na een tijdje kwam de verdachte terug en moest [naam medeverdachte] wegrijden. Die nacht moesten [naam medeverdachte] en de verdachte worden opgehaald door [naam] en heeft de verdachte iets gezegd over dat hij gekke dingen heeft gedaan, iets van een deur opgeblazen.
Feiten 3 en 4:
De rechtbank ziet op grond van hiervoor vermelde bewijsmiddelen kenmerkende overeenkomsten tussen de aanslagen op 22 mei 2018 en 3 juni 2018. De rechtbank merkt als zodanige overeenkomsten aan: de trui die door de persoon die de aanslagen pleegt wordt gedragen, het aantreffen van een soortgelijke trui in de auto van de verdachte, de gelijkenis tussen de scooter die te zien is op de camerabeelden en de scooter die de verdachte toebehoort en de modus operandi, in het bijzonder het gebruik van Cobra’s die aan de voordeur worden bevestigd. Deze kenmerkende overeenkomsten brengen de rechtbank ertoe de afzonderlijke bewijsmiddelen voor de feiten 3 en 4 als kettingbewijs te bezigen. Niet bewezen kan worden dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd in bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachte en de verdachte zal op dit punt partieel worden vrijgesproken.
Feit 1
Zowel bij de verdachte als bij zijn medeverdachte [naam medeverdachte] staat als eerste feit op de dagvaarding het medeplegen van de bedreiging van [naam slachtoffer 1] door het plegen van aanslagen en het versturen van een bedreigend Instagram bericht. De tenlastelegging roept de vraag op of de verdachte, die immers gelet op het voorgaande is vrijgesproken van het medeplegen van de aanslag(en) met [naam medeverdachte] op 25 april 2018, desalniettemin kan worden veroordeeld voor het medeplegen van een bedreiging die berust op gepleegde feiten die niet door hem zelf zijn gepleegd. De rechtbank komt tot het oordeel dat dat kan, mits bewezen kan worden verklaard dat verdachte op de hoogte was van door [naam medeverdachte] gepleegde feiten. Immers, essentieel voor een strafbare bedreiging is dat het handelen van de dader bij een redelijk denkende persoon de vrees moeten kunnen opwekken dat de dader zijn bedreigingen ook waar kan maken. De wetenschap van het bestaan van meerdere, deels eigen handelingen en deels door de ander begane handelingen welke naar hun uiterlijke verschijningsvorm geen ander doel hebben dan een ander vrees aan te jagen, brengt een bewuste en nauwe samenwerking met zich.
Wat het verzonden Instagram betreft kan de rechtbank kort zijn. Dit bericht - dat in de context van de bewezenverklaarde feiten zondermeer als bedreigend moet worden beschouwd - is verzonden door de verdachte, zo heeft de verdachte verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat [naam medeverdachte] hiervan op de hoogte is geweest.
[naam medeverdachte] heeft de aanslag van 25 april 2018 gepleegd; uit de bewijsmiddelen en dan met name uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 3] , blijkt dat de verdachte van die aanslag op de hoogte was.
Ten aanzien van de aanslag op 3 juni 2018 heeft de rechtbank in de zaak tegen de medeverdachte vastgesteld dat [naam medeverdachte] medeplichtig is aan dat feit. Hieruit volgt dat ook ten aanzien van dit feit kan worden vastgesteld dat de verdachte daarvan wetenschap heeft gehad.
Ten aanzien van de aanslag van 22 mei 2018 kan geen wetenschap van [naam medeverdachte] blijken.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van het medeplegen van de bedreiging van [naam slachtoffer 1] wat betreft de aanslagen van 25 april 2018 en 3 juni 2018 en van het bedreigen van [naam slachtoffer 1] waar het de aanslag van 22 mei 2018 en het Instagram bericht van 23 mei 2018 betreft. Omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank de bewezenverklaring van feit 1 tekstueel splitsen in het deel dat verdachte heeft medegepleegd en het deel dat hij alleen heeft gepleegd.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van
25april 2018 tot en met 3 juni 2018 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een ander (meermalen) (telkens) [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf met zware mishandeling, door het (meermalen)
- teweegbrengen van ontploffingen aan/bij een woning van de familie van genoemde [naam slachtoffer 1] en bij woningen waar die [naam slachtoffer 1] verbleef
en
hij op tijdstippen in de periode van
25april 2018 tot en met 3 juni 2018 te Gorinchem, (meermalen) (telkens) [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf met zware mandeling, door het
- teweegbrengen van een ontploffing bij een woning waar die [naam slachtoffer 1] verbleef en
- via Instagram versturen van een bericht met de tekst "Iedereen verraadt iedereen. Binnenkort neuken wij jou, bedoel je. Tiktak, tiktak. De rollen gaan zich omdraaien, decadentje";
3.
(zaak 3)
hij op 22 mei 2018 te Gorinchem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen aan de [adres delict 1] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op een deur of kozijn te plakken en(vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en de in die woning aanwezige inboedel en (een) belendende pand(en)/woning(en) en de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ) /of (een) belendende woning(en) of in de directe nabijheid van voornoemde woning, zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4.
(zaak 4)
hij op 3 juni 2018 te Gorinchem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen aan de [adres delict 1] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op/in een deur of
brievenbus te plakken/plaatsen en (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en (een) belendende pand(en)/woning(en) en/ de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ) of (een) belendende woning(en) of in de directe nabijheid van voornoemde woning zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5.
(zaak 5)
hij op 12 juni 2018 te Gorinchem een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver (merk: Bbm Olympic 38, kaliber: .22 lr) met daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling en het plegen van bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
4.
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
5.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [naam medeverdachte] in de periode van april tot juni 2018 om hen moverende redenen bezig gehouden met het letterlijk bestoken van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] met vuurwerkbommen of pogingen daartoe. De verdachte heeft op 22 mei 2018 en 3 juni 2018 ontploffingen veroorzaakt aan de woning waar het slachtoffer op dat moment verbleef. Daarnaast is de verdachte schuldig aan het bedreigen van het slachtoffer door samen met de medeverdachte voornoemde ontploffingen te veroorzaken en het sturen van een bericht met een bedreigende strekking via Instagram.
Dit zijn ernstige feiten. De rechtbank neemt het de verdachten zeer kwalijk dat zij, klaarblijkelijk vanwege een conflict met het slachtoffer, op stelselmatige, indringende en gewelddadige wijze, jacht op hem hebben gemaakt. Nadat er aanvankelijk een (poging tot) explosie aan zijn ouderlijk huis plaatsvond, is het slachtoffer uit angst ingetrokken bij een vriend, waar hij ook niet veilig voor de verdachten bleek te zijn.
Het is algemeen bekend dat aan het gebruik van vuurwerk zoals een Cobra 6 zeer ernstige risico’s kleven. De verdachte heeft bij de slachtoffers grote materiële schade veroorzaakt en onverantwoorde risico’s in het leven geroepen voor de veiligheid en gezondheid van de bewoners van de verschillende woningen die sinds de eerste aanslag in angst hebben geleefd. Zo werd ook mondeling nog ter zitting benadrukt door de slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 4] . Dat niemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid, die niet aan verdachte te danken is. Door dergelijke feiten worden de gevoelens van veiligheid van de slachtoffers, van de omwonenden, maar ook de maatschappij ernstig aangetast. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Tot slot is in de woning waar de verdachte zich bevond een gebruiksklaar vuurwapen aangetroffen waarvan hij heeft erkend dat dit van hem is. De verdachte heeft door zijn handelen een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen omdat het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen het gebruik van dat vuurwapen mogelijk maakt en, naar de ervaring leert, ook vaak met zich meebrengt. Dit is de reden waarom tegen illegaal vuurwapenbezit streng dient te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
3 september 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Volgens de reclassering heeft de verdachte aan hen verteld geen problemen op enig leefgebied te hebben. Hij heeft geen hulpvragen, ook niet op het gebied van middelengebruik en psychisch functioneren. In 2009 is de verdachte gediagnosticeerd met ADHD en ODD. Hij is onder behandeling geweest van een psycholoog die zich onder meer zorgen maakte over een beperkte gewetensontwikkeling en lage frustratietolerantie.
De reclassering heeft geen recente diagnostiek of behandelinformatie kunnen achterhalen. De aard en omvang van mogelijke, op dit moment aanwezige gedrags-, of psychische problematiek blijft daarom onduidelijk.
Het is de reclassering onvoldoende duidelijk welke problematiek er speelt en in hoeverre dat mogelijk van invloed is op (delict)gedrag. Het is daarom niet mogelijk om een passend plan van aanpak, gericht op het voorkomen van recidive, is op basis van de huidige informatie te geven. Nader psychodiagnostisch onderzoek, in de vorm van een persoonlijkheidsonderzoek door het NIFP, wordt nodig geacht voor het opstellen van een interventieadvies.
De reclassering onthoudt zich van het geven van een advies voor wat betreft een mogelijke op te leggen straf.
7.3.3.
Ad informandum feiten
De rechtbank zal bij de strafoplegging geen rekening houden met de ad informandum gevoegde feiten op de dagvaarding. De rechtbank heeft op 18 september 2018 beslist dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 6 niet-ontvankelijk is. Zowel de verdediging als de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat zij menen dat deze niet-ontvankelijkheid zich uitstrekt tot de ad informandum gevoegde feiten. Ofschoon dat laatste niet met zoveel woorden blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 18 september 2018 brengt het standpunt van de procespartijen naar het oordeel van de rechtbank met zich dat deze ad informandum gevoegde feiten hier verder buiten beschouwing zullen moeten worden gelaten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
In het nadeel van de verdachte werkt zijn justitiële documentatie, maar ook het feit dat zowel hijzelf als de medeverdachte op geen enkele wijze inzicht hebben gegeven in hun handelen.
Om te voorkomen dat [naam slachtoffer 1] met het belastend gedrag van de verdachte worden geconfronteerd zal aan de verdachte een vrijheidsbenemende maatregel worden opgelegd als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer 1] , voor de duur van drie jaren. De rechtbank legt de maatregel alleen op ter zake van [naam slachtoffer 1] omdat zij van oordeel is dat hij, als kennelijk doelwit van de verdachte, beschermd moet worden tegen elke mogelijke acute dreiging.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] .
1. [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 900,02 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.250,00 aan immateriële schade.
2. [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 2.391,38 aan materiële schade en een bedrag van € 1.100,00 aan immateriële schade.
3. [naam benadeelde 3] vordert een vergoeding van € 1.100,00 aan immateriële schade.
4. [naam benadeelde 4] vordert een vergoeding van € 2.373,45 aan materiële schade en
€ 2.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 4] vorderen respectievelijk € 39,14 en
€ 37,07 als proceskosten (de reiskosten) die zij hebben gemaakt om de zitting bij te wonen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel kunnen worden toegewezen gelet op de onderbouwing daarvan, met uitzondering van de vordering van benadeelde partijen [naam benadeelde 4] en [naam benadeelde 2] voor zover zij zien op de gemaakte kosten voor het installeren van beveiligingssystemen.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen, de vorderingen met de wettelijke rente te vermeerderen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] af te wijzen ten aanzien van de opgevoerde materiële kosten van een kapotte telefoon en televisie omdat hiervan niets blijkt uit de aangifte. Ook de post ter zake inkomensderving dient te worden afgewezen. Voorts heeft de verdediging verzocht de kosten van de beveiligingssystemen zoals deze door [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] zijn gevorderd, af te wijzen. In het geval van [naam benadeelde 2] ontbreekt volgens de verdediging het causaal verband, in het geval van [naam benadeelde 4] is niet duidelijk wanneer het systeem is geïnstalleerd. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat de gevorderde vergoeding te hoog is en verzoekt de verdediging de rechtbank om een eventuele vergoeding te matigen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zullen de vorderingen worden toegewezen.
De gevorderde kosten ter zake van de beveiligingssystemen van [naam benadeelde 4] zullen niet worden toegewezen omdat niet kan worden vastgesteld op welk moment deze is geplaatst. Ter zake van het beveiligingssysteem van [naam benadeelde 2] ontbreekt het causaal verband tussen het plaatsen van het beveiligingssysteem en de poging tot explosie van 16 of 17 april 2018 omdat de (poging tot) een explosie op 16 of 17 april 2018 niet ten laste is gelegd aan verdachte.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] dat betrekking heeft op schade aan een telefoon en televisie zal niet-ontvankelijk worden verklaard aangezien deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Ondanks dat niet is onderbouwd dat de benadeelde partijen een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging hebben opgelopen, acht de rechtbank het evident dat zij immateriële schade hebben geleden als gevolg van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. Dit is op afdoende wijze in de toelichting bij de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring uiteen gezet. Die immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid per benadeelde partij worden vastgesteld, zodat de vorderingen tot de hierna te noemen bedragen zullen worden toegewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] , de benadeelde partij [naam benadeelde 2] en de benadeelde partij [naam benadeelde 3] hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 april 2018.
De benadeelde partij [naam benadeelde 4] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 mei 2018.
8.4.
Conclusie
Benadeelde partij: [naam benadeelde 1]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.695,92 (€ 195,92 ter zake materieel geleden schade en € 1.500,- ter zake immaterieel geleden schade) vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij: [naam benadeelde 2]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 1.003,78 (€ 503,78 ter zake materieel geleden schade en € 500,- ter zake immaterieel geleden schade) vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij: [naam benadeelde 3]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 500,00 ter zake immaterieel geleden schade vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij: [naam benadeelde 4]
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van
€ 1.981,95 (€ 981,95 ter zake materieel geleden schade en € 1.000,- ter zake immaterieel geleden schade) vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 38w, 47, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ), [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] ) en [naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] ) en [naam medeverdachte] (geboren op [geboortedatum medeverdachte] ), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van drie jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] );
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
Benadeelde partij [naam benadeelde 1] :
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.695,92 (zegge: zestienhonderd en vijfennegentig euro en tweeënnegentig eurocent), bestaande uit € 195,92 aan materiële schade en
€ 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering (ten aanzien van schade aan een telefoon en televisie);
dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,14 aan reiskosten naar de zitting;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.695,92(hoofdsom,
zegge: zestienhonderd en vijfennegentig euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.695,92 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
26 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2] :
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 1.003,78 (zegge: duizend en drie euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit € 503,78 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.003,78(hoofdsom,
zegge: duizend en drie euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.003,78 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3] :
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 500,00(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
[naam benadeelde 4] :
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 1.981,95 (zegge: negentienhonderd en eenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit € 981,95 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 37,07 aan reiskosten naar de zitting;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.981,85(hoofdsom,
zegge: negentienhonderd en eenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.981,95 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
29 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2018 tot en met 03 juni 2018 te Gorinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door het (meermalen)
- teweegbrengen van (een) ontploffingen aan/bij (een) woning(en) van genoemde [naam slachtoffer 1] en/of de familie van genoemde [naam slachtoffer 1] en/of bij woning(en) waar die [naam slachtoffer 1] verbleef en/of
- via Instagram versturen van een bericht met de tekst "Iedereen verraadt iedereen. Binnenkort neuken wij jou, bedoel je. Tiktak, tiktak. De rollen gaan zich omdraaien, decadentje";
2.
(zaak 2) hij op of omstreeks 25 april 2018 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen
aan [adres delict 2] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op een ruit en/of kozijn te
plakken/plaatsen en/of (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en/of (een) belendende pand(en)/woning(en) en/of de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] ) en/of (een) belendende woning(en) en/of in de directe nabijheid van voornoemde woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3.
(zaak 3) hij op of omstreeks 22 mei 2018 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen aan de [adres delict 1] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op een deur en/of kozijn te plakken/plaatsen en/of (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en/of (een) belendende pand(en)/woning(en) en/of de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ) en/of (een) belendende woning(en) en/of in de directe nabijheid van voornoemde woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4.
(zaak 4) hij op of omstreeks 03 juni 2018 te Gorinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij een woning gelegen aan de [adres delict 1] door (zwaar) vuurwerk (Cobra) op/in een deur en/of
brievenbus te plakken/plaatsen en/of (vervolgens) dat vuurwerk aan te steken, en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de in die woning aanwezige inboedel en/of (een) belendende pand(en)/woning(en) en/of de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) aanwezig in voornoemde woning (te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] ) en/of (een) belendende woning(en) en/of in de directe nabijheid van voornoemde woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5.
(zaak 5) hij op of omstreeks 12 juni 2018 te Gorinchem een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die
wet in de vorm van een revolver (merk: Bbm Olympic 38, kaliber: .22 lr) met
daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 7 april 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 5] in zijn gezicht te schoppen en/of te trappen;