ECLI:NL:RBROT:2018:11360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
6141471 CV EXPL 17-4862 2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een woning en de aansprakelijkheid van de verkoper

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2018, betreft het een geschil tussen een koper en verkoper van een woning. De koper, vertegenwoordigd door mr. S.W. van Zijl, stelt dat de verkoper tekortschiet in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat de afvoer van het toilet niet goed doorloopt. De koper heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder verklaringen van twee getuigen en een foto van de rioolleiding, waaruit blijkt dat er ernstige verstoppingen waren en dat de oorzaak hiervan een knik in de riolering was. Deze knik was al aanwezig op het moment van levering van de woning, wat betekent dat de woning non-conform was. De verkoper, die in persoon procedeert, heeft nog niet gereageerd op de vraag of hij minder kosten zou hebben gemaakt indien hij de gelegenheid had gekregen om het gebrek zelf te herstellen. De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 29 maart 2018 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6141471 CV EXPL 17-4862
uitspraak: 1 maart 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S.W. van Zijl,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 23 november 2017 en de daarin genoemde stukken;
de akte van [eiser] ;
de akte van [gedaagde] .
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij voornoemd tussenvonnis is [eiser] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat ten tijde van de levering van de woning de afvoer van het toilet zodanig verstopt was dat deze niet of zeer slecht doorliep alsmede dat de oorzaak van die verstopping niet eenvoudig kon worden weggenomen.
2.2
[eiser] heeft verklaringen van [naam 1] en [naam 2] overgelegd. Zij hebben in opdracht van [eiser] werkzaamheden verricht. Uit die verklaringen kan worden afgeleid dat sprake was ernstige verstoppingen. Er is geen aanleiding om hieraan te twijfelen, ook al omdat die verklaringen inhoudelijk niet zijn betwist.
2.3
[eiser] heeft tevens een foto in het geding gebracht die is gemaakt op 18 oktober 2016. Daarop is te zien dat de rioolleiding is geknikt. Op grond van deze foto kan met een redelijke mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verstopping is veroorzaakt door een knik in de riolering. Aangenomen moet worden dat deze knik reeds op het moment van levering van de woning aanwezig was. De betreffende rioleringsbuis bevond zich immers onder de grond en gesteld noch gebleken is dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht die de verzakking hebben kunnen doen plaatsvinden.
2.4
In het midden kan blijven of [gedaagde] of zijn zoon voorafgaand aan de levering van de woning aldaar woonachtig waren. Dat is immers niet doorslaggevend voor de vraag of sprake was van verstoppingen en wat de oorzaak daarvan is.
2.5
[eiser] is gelet op het vorenstaande in zijn bewijsopdracht geslaagd. Dat betekent dat de woning op het moment van levering non-conform was en [eiser] daarom recht heeft op schadevergoeding. [gedaagde] heeft zich echter nog niet uitgelaten over de vraag of hij minder kosten zou hebben gemaakt indien hij in de gelegenheid was gesteld het gebrek zelf te herstellen (zie. r.o. 5.5 van het tussenvonnis). Hij zal daartoe nog in de gelegenheid worden gesteld.

3.De beslissing

De kantonrechter
:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 29 maart 2018 voor het nemen van een akte door [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371