ECLI:NL:RBROT:2018:11381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
C/10/550559 / JE RK 18-1522 en C/10/550561 / JE RK 18-1524 enC/10/555673 / JE RK 18-2454
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en verlenging van machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met een belaste gezinsgeschiedenis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een 13-jarige minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden. De minderjarige heeft een belaste gezinsgeschiedenis, met mogelijke oorlogstrauma's en huiselijk geweld. Ondanks dat [voornaam minderjarige] regelmatig thuis verblijft, is de kinderrechter van mening dat de thuissituatie nog niet veilig genoeg is voor een definitieve terugkeer. De ouders hebben aangegeven dat de situatie is verbeterd, maar de kinderrechter oordeelt dat er nog onvoldoende veranderingen zijn om een stabiele thuisplaatsing te waarborgen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar met de nadruk op een snelle thuisplaatsing in combinatie met passende hulpverlening. De beslissing is genomen met het oog op de ontwikkeling en veiligheid van [voornaam minderjarige].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/550559 / JE RK 18-1522
C/10/550561 / JE RK 18-1524
C/10/555673 / JE RK 18-2454
datum uitspraak: 2 augustus 2018

beschikking ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige] ,geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] , Libië, hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 23 mei 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief met bijlagen van de Raad van 26 juli 2018, ingekomen bij de griffie op 27 juli 2018.
Op 2 augustus 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de Raad, de heer [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, hierna te noemen de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster] .
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de
Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van de heer
K. Kalolan, tolk in de Arabische taal.
De tolk heeft, alvorens zijn taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de
belofte afgelegd dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een hulpverleenster van Fier, mevrouw [naam hulpverleenster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Bij beschikking van 14 mei 2018 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 14 augustus 2018. De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 mei 2018 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van negen maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er bestaan veel zorgen over de thuissituatie waarin sprake is van huiselijk geweld. [voornaam minderjarige] is uit huis geplaatst nadat hij op school had aangegeven door de vader te worden geslagen. Gebleken is dat de vader en [voornaam minderjarige] elkaar afwisselend aantrekken en afstoten. Momenteel hebben de ouders en [voornaam minderjarige] goed contact, maar in de thuissituatie is onvoldoende veranderd om tot een stabiele thuisplaatsing te kunnen overgaan. De veiligheid van [voornaam minderjarige] kan nog onvoldoende worden gewaarborgd. Er dient hulpverlening te worden ingezet die ziet op hoe de ouders en [voornaam minderjarige] beter met elkaar kunnen omgaan. Nu de weerstand van de ouders richting de hulpverlening zeer groot is, kan de hulpverlening mogelijk beter worden opgestart vanuit een situatie waarin [voornaam minderjarige] thuis woont. De komende weken zal gefaseerd moeten worden toegewerkt naar een thuisplaatsing.

Het standpunt van de GI

De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund en daaraan het volgende toegevoegd. De situatie is te fragiel om te kunnen overgaan tot een thuisplaatsing. [voornaam minderjarige] moet eerst in het uitwijkhuis worden geplaatst, zodat vanuit deze plaatsing een traject kan worden ingezet gericht op een mogelijke thuisplaatsing.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft aangegeven dat de relatie tussen de vader en [voornaam minderjarige] is veranderd. De situatie zoals is voorgevallen, zal nooit meer voorkomen.
De vader heeft aangegeven dat de situatie thuis is veranderd. De vader erkent dat hij [voornaam minderjarige] heeft geslagen, maar dit zal nooit meer gebeuren. [voornaam minderjarige] is iedere dag thuis en slaapt ook bij de ouders. Door de uithuisplaatsing gaat [voornaam minderjarige] enkel slechter gedrag vertonen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaan ernstige zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en het ontbreken van basale zorg en veiligheid binnen de opvoedsituatie. Er is sprake van een zeer belaste gezinsgeschiedenis met mogelijke oorlogstrauma’s ten gevolg. Voorts is sprake van huiselijk geweld waaraan [voornaam minderjarige] is blootgesteld en waarvan hij het slachtoffer is geweest. De aanwezige ernstige en complexe problematiek vraagt tijd en intensieve behandeling. De ernst van de problematiek overstijgt de mogelijkheden binnen het vrijwillig kader.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is voorts gebleken dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] nog noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Naar aanleiding van een heftige fysieke escalatie tussen de vader en [voornaam minderjarige] kon de veiligheid van [voornaam minderjarige] binnen de thuissituatie niet langer worden gewaarborgd. Ook tijdens een overleg tussen hulpverleners, de vader en [voornaam minderjarige] op 2 juli 2018 is gebleken dat de vader op fors grensoverschrijdende agressieve wijze communiceert met [voornaam minderjarige] . De ouders hebben ter zitting aangegeven dat deze situaties nooit meer zullen voorkomen. Daarnaast geven de ouders en [voornaam minderjarige] aan dat [voornaam minderjarige] al met regelmaat thuis is en hij hier ook blijft slapen. Niet gebleken is dat tijdens deze bezoeken een escalatie heeft plaatsgevonden. Omdat [voornaam minderjarige] al regelmatig - mogelijk dagelijks - thuis is, acht de kinderrechter overplaatsing van [voornaam minderjarige] naar het uitwijkhuis een achterhaald plan. [voornaam minderjarige] is immers al gestart met het traject gericht op een gefaseerde terugkeer naar huis. Nu de ouders veel weerstand tonen richting de hulpverlening en gezien de grote wens van [voornaam minderjarige] , acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [voornaam minderjarige] op een zo kort mogelijke termijn wordt thuisgeplaatst zodat vanuit de thuissituatie de juiste hulpverlening kan worden ingezet. Voor een spoedige thuisplaatsing is het wel van belang dat in de thuissituatie geen escalaties plaatsvinden en dat de ouders en [voornaam minderjarige] hulpverlening binnen de thuissituatie accepteren.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:265c, tweede lid, BW. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor korte duur, ter overbrugging van het verblijf van [voornaam minderjarige] in de opvang naar zijn verblijf thuis.
Om de situatie in de gaten te houden, zullen de verzoeken van de Raad voor de duur van één maand worden toegewezen en voor het overige worden aangehouden tot na te noemen zitting.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 14 augustus 2018 tot 14 september 2018;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 14 augustus 2018 tot 14 september 2018;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de raad en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
6 september 2018 te 14:15 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbenden;
verzoekt de Raad uiterlijk drie werkdagen voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.