ECLI:NL:RBROT:2018:11384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
C/10/546508 / JE RK 18-749 en C/10/560802 / JE RK 18-3304
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming van grootouders als voogden

Op 8 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [naam kind]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezag van de moeder niet langer kan worden uitgeoefend binnen een aanvaardbare termijn, gezien de onveilige opvoedsituatie en de onbereikbaarheid van de moeder voor hulpverlening. De moeder heeft sinds de ondertoezichtstelling van [naam kind] in 2016 geen stabiele opvoedsituatie kunnen creëren en is niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogdes te benoemen. De grootouders moederszijde hebben echter ook aangegeven bereid te zijn om de voogdij op zich te nemen. De rechtbank heeft, na het horen van de betrokken partijen, besloten om het gezag van de moeder te beëindigen en de grootouders moederszijde te benoemen tot voogden. De rechtbank heeft daarbij het belang van [naam kind] vooropgesteld en benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor zijn opvoeding en verzorging bij zijn sociale netwerk moet liggen. De verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn afgewezen, omdat deze geen meerwaarde meer hebben na de benoeming van de grootouders als voogden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/546508 / JE RK 18-749 en C/10/560802 / JE RK 18-3304
datum uitspraak: 8 november 2018

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd in Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2009 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam grootvader] en [naam grootmoeder] ,

hierna te noemen de grootouders moederszijde (mz), wonende te [woonplaats grootouders] ,

mr. R. Kuijer,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 18 mei 2018 en de daarin genoemde stukken;
- het verslag van de bijzondere curator van 3 juli 2018, ingekomen bij de griffie op
4 juli 2018;
- de aanvullende rapportage met bijlagen van de Raad van 10 augustus 2018, ingekomen bij de griffie op 14 augustus 2018;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 16 oktober 2018, ingekomen bij de griffie op 22 oktober 2018.
Op 8 november 2018 heeft de rechtbank de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de grootouders mz,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] ,
- de bijzondere curator.
Opgeroepen en niet verschenen is: de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder. [naam kind] verblijft sinds zijn geboorte grotendeels bij de grootouders mz.
Bij beschikking van de kinderrechter van 5 december 2016 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] uitgesproken. Sinds 13 februari 2017 is [naam kind] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sinds 29 augustus 2017 verblijft [naam kind] met een machtiging tot uithuisplaatsing (opnieuw) in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. Deze maatregelen duren voort tot 5 december 2018. Een verzoek tot verlenging van deze maatregelen is vandaag aan de orde.
De GI heeft zich bij brief van 2 augustus 2018 bereid verklaard om de voogdij over [naam kind] te aanvaarden. Tevens hebben de grootouders mz zich bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

De verzoeken

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind] te benoemen.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad blijft bij haar verzoek om de GI tot voogdes te benoemen, omdat de jeugdbeschermers de veiligheidsafspraken met de moeder kunnen borgen. De Raad heeft zorgen dat de grootouders mz niet bestand zijn tegen de moeder. Als de grootouders met de voogdij worden belast, zou daarbij een ondertoezichtstelling ook de zorgen op dit punt kunnen weg nemen.
De GI heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van een jaar verzocht en tevens verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij grootouders mz te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI sluit zich aan bij de visie van de Raad. Het gaat goed met [naam kind] bij de grootouders mz en zij kunnen de opvoeding goed vormgeven. De GI geeft de voorkeur aan het belasten van de GI met de voogdij, omdat er dan zicht blijft op de opbouw van het contact tussen de moeder en [naam kind] . De moeder wil echter tot op heden geen contact met de jeugdbeschermer. De GI kan zich voorstellen dat de grootouders tot voogden worden benoemd; zij zorgen goed voor [naam kind] en behartigen zijn belangen prima. Als zij tot voogden worden benoemd, heeft een ondertoezichtstelling geen meerwaarde.

De standpunten van (overige) belanghebbenden

De grootouders hebben zich nogmaals ter zitting bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De moeder wil ook graag dat de voogdij bij de grootouders, haar ouders, wordt bepaald in het geval dat haar gezag wordt beëindigd. De grootouders mz hebben voorbereidingen getroffen zodat zij weerstand kunnen bieden aan de moeder en zij delen de zorgen van de Raad en de GI daarom niet. De hele familie helpt mee, zodat het beste voor [naam kind] wordt gedaan.
De bijzondere curator ziet geen meerwaarde voor [naam kind] in benoeming van de GI tot voogdes. De uithuisplaatsing van [naam kind] naar een neutraal pleeggezin, heeft veel verdriet en onbegrip bij de grootouders mz veroorzaakt. De moeder staat negatief tegenover de GI en [naam kind] heeft in de afgelopen zeven maanden geen contact gehad met de GI. Het contact tussen [naam kind] en de moeder is gestagneerd toen de GI in beeld kwam. De grootouders mz hebben de omgang zelfstandig weer opgestart. De hele familie van de grootouders mz is betrokken en de grootouders mz verzorgen [naam kind] goed; daar is geen discussie over. De grootouders zijn bovendien goed in staat om de belangen van [naam kind] voorop te stellen. Een korte verlenging van de ondertoezichtstelling zou een optie zijn, maar de bijzondere curator ziet daar niet de meerwaarde van.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is relevante nieuwe informatie verkregen, van onder andere de bijzondere curator die uitgebreid met [naam kind] zelf heeft gesproken. De bijzondere curator heeft onderzocht of een wijziging van het gezag in het belang van [naam kind] moet worden geacht en, zo ja, wie de meest aangewezen persoon/ personen of organisatie is/zijn om met de voogdij over hem belast te worden.
[naam kind] verbleef sinds zijn geboorte met de moeder bij de grootouders mz. Begin 2017 is de moeder met [naam kind] weg gegaan bij de grootouders. In die (nieuwe) opvoedingssituatie was sprake van fysieke en emotionele onveiligheid. De moeder heeft depressieve klachten, heeft geen werk of uitkering en geen vaste woonplaats. In de afgelopen periode was zij onbereik-baar voor zowel de Raad en de GI als de bijzondere curator en ook vandaag is de moeder niet verschenen. De moeder accepteert onvoldoende hulpverlening en geeft feitelijk al gedurende lange tijd geen uitvoering aan haar gezag. Zij is niet in staat gebleken binnen de onder-toezichtstelling een stabiele opvoedsituatie voor [naam kind] te creëren. De rechtbank is van oordeel dat zij niet in staat kan worden geacht het gezag over [naam kind] naar behoren uit te voeren binnen een voor hem aanvaardbare termijn.
De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezags-voorziening over [naam kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De voorgestelde voogdes, de GI, heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De bijzondere curator en de grootouders mz hebben echter voorgesteld de grootouders mz te belasten met de voogdij. Dit is ook de wens van [naam kind] . De wetgever heeft in artikel 1:275, derde lid, BW de voorkeur uitgesproken tot voogd te benoemen: degenen die op het tijdstip van het verzoek de minderjarige ten minste een jaar als behorende tot hun gezin hebben verzorgd en opgevoed, op voorwaarde dat zij bevoegd zijn tot de voogdij. Uit de Memorie van Toelichting blijkt ook dat het de bedoeling van de wetgever is dat de voogdij bij voorkeur bij een natuurlijk persoon ligt. Dit houdt in dat in situaties waarbij de minderjarige langere tijd in een pleeggezin verblijft, de voogdij bij voorkeur aan de pleegouders wordt overgedragen. [1] Op die manier komt de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de verzorging van een kind te liggen bij het sociale netwerk van het kind waar het ook na het bereiken van de meerderjarige leeftijd op kan terugvallen.
[naam kind] woont al zijn hele leven bij de grootouders mz, met uitzondering van een korte periode waarin hij tegen de wens van de grootouders in uit huis was geplaatst in een neutraal pleeggezin. De hele familie rondom de grootouders is betrokken op hen en op [naam kind] . Daarmee vormt deze familie het belangrijke sociale netwerk van [naam kind] . De rechtbank is van oordeel dat het onder deze omstandigheden in het belang van [naam kind] is dat de grootouders mz worden belast met de voogdij. De grootouders mz en de bijzondere curator hebben duidelijk naar voren gebracht dat de grootouders mz ervan doordrongen zijn dat zij de belangen van [naam kind] voorop moeten stellen, indien die zouden botsen met de wensen van de moeder. De GI heeft daar ook vertrouwen in.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de moeder als ouder waarvan het gezag wordt beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan haar opvolger in het bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van [naam kind] .
De verzoeken betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zullen worden afgewezen, omdat deze – gezien vorenstaande – geen meerwaarde hebben. Na de belasting van de grootouders mz met de voogdij over [naam kind] is niet langer sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] (art. 1:255, eerste lid, BW).

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] , over [naam kind] ;
benoemt tot voogden over genoemde minderjarige, [naam grootvader] en [naam grootmoeder] , de grootouders moederszijde;
veroordeelt [naam moeder] aan de voogden rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind] te doen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.F. Smidt als griffier en in het openbaar uitgesproken op
8 november 2018.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 december 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2008/09, 32015, 3.