ECLI:NL:RBROT:2018:11458

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
10/681234-17 / TUL: 10/116943-14 en 10/681107-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling, veroordeling voor mishandeling en vernieling met voorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

Op 5 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar werd wel veroordeeld voor mishandeling en vernieling. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een contactverbod met het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 90 dagen geëist, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, en had ook bijzondere voorwaarden voorgesteld, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting bij een forensische instelling. De verdachte had eerder al een taakstraf en een gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd gekregen, maar had zich niet aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn agressieproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel nodig had om verdere strafbare feiten te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte werd ook geïnformeerd over zijn recht om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681234-17
Parketnummers TUL: 10/116943-14 en 10/681107-16
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 05 januari 2018.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. W.H.J. Stemker Köster,
officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen,
griffier mr. J. van Twist
De zaken tegen na te noemen verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) worden uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting PI Zuid West - De Dordtse Poorten, locatie Dordrecht.
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
Als raadsvrouw van de verdachte is aanwezig
mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.
Voorts is verschenen mevrouw [naam reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Rotterdasm.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen steeds zakelijk weergegeven.
De politierechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede, dat hij niet tot antwoorden is verplicht.

De officier van justitie draagt de zaak voor.

De politierechterdeelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.

De verdachte verklaart:

Ten aanzien van feit 1:
U houdt mij de tenlastelegging voor. Het klopt niet. [naam slachtoffer] heeft de dag voor de
worsteling ingelogd op haar Facebook via mijn telefoon. Daardoor kreeg ik
een bericht van degene met wie zij is vreemdgegaan terwijl ik in detentie zat. Daar
confronteerde ik haar mee. Zij heeft mij toen ik wegging 20 of 30 keer gebeld en ik heb
opgenomen en dat had ik beter niet kunnen doen. Ik ben teruggegaan en zij vloog mij steeds
aan omdat ze boos was. We zijn op de grond gevallen, ik duwde haar steeds terug.
De dag dat de politie naar [naam vriendin slachtoffer] kwam om haar te ondervragen zat ik op de bank. De
politie heeft mij weggestuurd, dat heeft [naam vriendin slachtoffer] niet gedaan. Zij is niet bang voor me, maar
heeft me juist na 5 minuten gebeld dat [naam slachtoffer] mij wilde belazeren door me bij de politie aan
te geven. [naam vriendin slachtoffer] heeft dit verklaard omdat ze eruit zou worden gezet door de
woningbouwvereniging, maar de politie zou een goed woordje voor haar doen.
Ik ga akkoord met een contactverbod met [naam slachtoffer] . Ik wil ook niks meer met haar te maken
hebben. Op de foto vind ik haar oog er raar uitzien, het lijkt net make-up. U houdt mij voor
dat ze bij de huisarts is geweest. Ze zegt dat ze een hersenschudding had, maar dit is volgens
mij niet geconstateerd door een arts, ze heeft ook zelf gevraagd om naar het ziekenhuis te
gaan. Ik wil haar schade vergoeden, als ze me maar met rust laat.
Ten aanzien van feit 2:
A.
U houdt mij de tenlastelegging voor. Het klopt dat ik op 18 augustus 2017 bij Tablis Wonen
in Sliedrecht een deur heb vernield.
B.
Die avond waren we ook bij [naam vriendin slachtoffer] en we hadden gedronken. Haar deurbel is kapot, dus
wij geven normaal een schopje tegen de deur zodat hij open gaat. Ik was echt dronken en
deze keer kon ik niet goed mikken. De schade wil ik vergoeden.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden.
U houdt mij mijn Justitiële Documentatie d.d. 13 oktober 2017 voor. U houdt mij het
‘Reclasseringsadvies (beknopt) zonder diagnose-instrument’ van Reclassering Nederland
d.d. 23 november 2017 voor. Tevens houdt u mij het ‘Advies aan opdrachtgever toezicht –
Wijziging bijzonder voorwaarden’ van Reclassering Nederland d.d. 18 december 2017 voor.
U houdt mij voor dat ik in 2 proeftijden liep. Ik wil geen gevangenisstraf van 5 maanden. Er
is nog geen datum bekend voor een plaatsing in een RIBW. Bij Antes zit ik niet op mijn
plek. Dat was misschien anders als ik gewoon naar buiten mocht. Ik wil mijn leven beteren,
ik wil graag naar een RIBW toe, ook om agressietherapieën te volgen. Er is besloten om mij
terug te sturen naar de bajes. Dit is niet bevorderlijk voor mijn behandeling. In de e-mail van
14 december 2017 van [naam medewerkster 1 Antes] van ANTES aan mijn raadsvrouw staat dat er ook
positieve ontwikkelingen zijn. Ik wil wat van mijn leven maken.
De politierechterdoet de deskundige mevrouw [naam reclasseringsmedewerker] voor zich verschijnen. De
politierechter vraagt de deskundige, teneinde de identiteit van de deskundige vast te stellen,
naar haar naam en voornamen en het adres van haar feitelijke verblijfplaats.
De politierechtervraagt de getuige-deskundige voorts naar haar beroep en of zij bloed- of aanverwant is van de verdachte.
De deskundigegeeft op te zijn [naam reclasseringsmedewerker] , domicilie kiezende bij Reclassering Rotterdam, Marconistraat 2 te Rotterdam. Voorts geeft de getuige-deskundige op dat zij reclasseringsmedewerker van beroep is en dat zij geen familie van de verdachte is.
De deskundigelegt vervolgens op de bij de wet bepaalde wijze de belofte af dat zij naar waarheid en haar geweten zal verklaren.
De getuig-deskundige wordt eerst door de politierechter ondervraagd. Daarna geeft de politierechter achtereenvolgens de officier van justitie, de raadsvrouw en de verdachte de gelegenheid om de getuige-deskundige te ondervragen.

De getuige-deskundige verklaart het volgende.

U, politierechter, vraagt mij hoe het bij Antes ging. In heel de periode dat [voornaam verdachte] daar was, waren er spanningen. Hij had geen problemen omtrent verslavingen, hoewel Antes daar wel op gericht is. Hij heeft wel agressieproblematiek, hij moest daar aan werken en heeft meegedaan aan alle behandelingen. Hij had problemen met autoriteit en ontplofte wanneer hij werd terechtgewezen. Hij heeft zelfs een van de begeleiders aan het huilen gemaakt. Antes wilde niet meer met hem verder en er is gebeld dat ze niet meer de veiligheid van de behandelaars konden garanderen. Het is beter dat hij niet meer op een groep terechtkomt en daarom is een RIBW een betere optie.
Ten aanzien van de contactpersoon van [voornaam verdachte] het volgende. Zij woont in Sliedrecht en hij komt elke keer in de problemen wanneer hij in Sliedrecht komt, ook als hij [naam slachtoffer] tegenkomt. Ik wil [voornaam verdachte] ook niet op straat hebben.
U, politierechter, houdt mij voor dat in december de rechtbank heeft geoordeeld dat [voornaam verdachte] werd geschorst tot er een plek was in een RIBW. Hij is aangemeld en het gaat niet makkelijk omdat hij een reputatie heeft binnen instellingen. Zijn intakegesprekken zijn niet altijd goed verlopen. We kunnen pas over een aantal dagen berichten of er een intakegesprek plaats kan vinden. Ik hoop dat we al hem op al die leefgebieden, zoals schulden en agressie kunnen helpen. Hij toont nu wel inzicht en wil geholpen worden. Ik hoop dat we daaraan kunnen werken. Ik stel concreet voor dat hij kan worden opgenomen in een RIBW en daarbij ambulante behandeling voor agressie bij forensische instelling. Bij de Bavo Europoort is nu plek.
U, raadsvrouw, vraagt mij hoe groot de kans is dat een RIBW [voornaam verdachte] wil hebben. Die kans is klein. De periode is afhankelijk van hoe hij zich gedraagt, ik denk zelf aan 9 maanden. Bij overige begeleiding denk ik aan 3 jaar.
U, raadsvrouw, houdt mij voor dat mevrouw [naam persoon 1] is gescreend als goed contact. Ik ben gebeld door de politie van Sliedrecht dat het geen goed idee is om hem in Sliedrecht te laten verblijven, waar zij woont, omdat het daar juist misgaat.
De verdachtereageert op de verklaring van de getuige-deskundige en verklaart het volgende.
Ik hoor dat ik veel verpest zou hebben, maar ik zou niet weten wat. Dit is de eerste keer dat ik ook zelf de keuze maak om begeleid te worden. Ik voel dat een RIBW goed zou gaan, in de weekenden kan ik naar mijn dochter toe. Ik kan mijn rijbewijs halen en aan de slag met mijn schulden. Ik zou daar echt mee geholpen zijn. Ze zegt dat ze me niet willen schorsen omdat het in Sliedrecht zou zijn, maar ik heb afstand genomen van mensen die problemen kunnen veroorzaken.
De politierechterdeelt, met toestemming van de officier van justitie, de verdachte en de raadsvrouw, aan de getuige-deskundige mede, dat haar tegenwoordigheid niet meer wordt vereist.
De officier van justitiehoudt zijn requisitoir. Hij vordert dat de verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 21 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts vordert hij dat aan de verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij Het Dok/De Waag of een soortgelijke forensische instelling, een opname bij RIBW via BAVO Europoort voor een maximale duur van 9 maanden. Tevens verzoekt hij een contactverbod met [naam slachtoffer] en een locatieverbod voor [adres slachtoffer] in Sliedrecht op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafvordering in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie vordert de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie vordert voorts toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10/116943-14, te weten een werkstraf voor de duur van 15 uren subsidiair 7 dagen hechtenis. Ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10/681107-16 vordert de officier van justitie deze te verlengen met een proeftijd van 1 jaar.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] verzoekt hij een bedrag van € 800,00 toe te wijzen. Hij verzoekt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de wettelijke rente toe te wijzen.
De officier legt de vordering over.

De raadsvrouw neemt het woord tot verdediging en voert het volgende aan.

Ten aanzien van de aftrek het volgende. Mijn cliënt is geschorst op 26 oktober 2017, maar hij is niet direct naar de kliniek gegaan. Dit was pas op 14 november 2017. Op basis van het rapport ga ik uit van een aftrek voor de duur van 85 dagen.
Ten aanzien van feit 1 zegt mijn cliënt dat er een worsteling is geweest en dat hij [naam slachtoffer] van zichzelf heeft afgeduwd. Dat ben ik ook wel met hem eens. We kunnen aannemen dat ze zichzelf ook niet onbetuigd heeft gelaten. [naam getuige] hoorde een verbale ruzie, zag dat mijn cliënt en [naam slachtoffer] tegenover elkaar schreeuwden en dat [naam slachtoffer] [voornaam verdachte] aanvloog. Dit klopt ook als we kijken naar het letsel en de foto’s. Zij zegt dat ze ineengedoken zat en klap na klap kreeg. Ten eerste zou [naam getuige] in dat geval er iets meer van gemerkt moeten hebben en het letsel zou veel zwaarder zijn. [naam vriendin slachtoffer] heeft dit niet verklaard. Zij heeft een paar losse opmerkingen gemaakt, die ze niet wilde ondertekenen. Ik vind de verklaring van [naam vriendin slachtoffer] niet heel overtuigend. Ze ligt dronken op de bank en de foto’s van het letsel duiden niet op heftig geweld. Er zit geen FARR-verklaring in van die dag zelf, alleen op 31 augustus 2017 vertelt [naam slachtoffer] een verhaal dat ze 10 dagen eerder een klap heeft gehad. Dat is niet de datum waarover we het hebben en ze is ook opgenomen, dit sluit niet uit dat ze in meer sloten gelopen is. Derhalve verzoek ik partiële vrijspraak voor het slaan en schoppen, dit levert geen poging zware mishandeling op.
Feit 2 acht ik wettig en overtuigend bewezen. Mijn cliënt wil best contact opnemen om dit te vergoeden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij het volgende. Ik verzoek dit bedrag aanzienlijk te matigen. Bij andere zaken moet er echt veel gebeuren voordat € 800,00 wordt toegewezen. De onderbouwing van [naam slachtoffer] duidt daarbij ook niet heel erg op het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de strafmaat verzoek ik u mijn cliënt een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Als u de eis volgt, dan dient hij onmiddellijk in vrijheid gesteld te worden. Met betrekking tot het mislukken van de klinische opname blijkt wel heel duidelijk dat het mis is gegaan wegens het werken in groepsverband, tevens blijkt dat mijn cliënt wel de goede intentie heeft. Ik heb er respect voor dat hij niet uit de kliniek is weggegaan.
Ik heb geen bezwaar tegen het opleggen van de bijzondere voorwaarden, dit wil mijn cliënt ook.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10/116943-14 refereer ik me aan uw oordeel. Ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10/681107-16 verzoek ik u de proeftijd te verlengen. Daarbij staat een opnameverplichting. Ik verzoek de voorwaarden te wijzigen zoals de nieuwe voorwaarden er liggen, met RIBW.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Hij maakt hiervan geen gebruik.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart het volgende.
Ik heb al heel veel tijd binnen doorgebracht, ik heb al 84 dagen gezeten en nog een maand in een gesloten kliniek. Ik wil vrij zijn met de verjaardag van mijn dochter. Ik wil in aanmerking komen voor begeleid wonen en op zoek gaan naar een dagbesteding. Ik wil energie gaan steken in de band met mijn dochter. Ze is boos op me en wil niet aan de telefoon komen. Ik wil er voor haar zijn. Ik zal geen contact opnemen met [naam slachtoffer] , ik wil niks meer met haar te maken hebben. Ze doet heel bang in haar verklaringen, maar na 9 augustus heeft ze nog verschillende keren met mij afgesproken. Ik heb afstand genomen van iedereen die een slechte invloed op mij had. Ik wil wat van mijn leven gaan maken. Ik hoop dat ik naar buiten mag.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
A a n t e k e n i n g van het m o n d e l i n g v o n n i s
--------------------------------------------------------------------

Inhoud van de telastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat
1.
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Sliedrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, (telkens) met kracht,
- op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen de schouders en/of de benen, althans op/tegen het lichaam heeft
geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- aan/bij de keel heeft vastgepakt en/of in de keel heeft geknepen en/of de
keel heeft dichtgedrukt,en/of
- aan de haren heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Sliedrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door deze [naam slachtoffer] meermalen, (telkens) met kracht,
- op/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of
- op/tegen de schouders en/of de benen, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of
- op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen
- aan/bij de keel vast te pakken en/of in de keel te knijpen en/of de keel dicht te drukken en/of
- aan de haren te trekken;
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2017 te Sliedrecht opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Tablis Wonen, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;

Bewijsmiddelen en voor bewijs redengevende feiten en omstandigheden

Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
1.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 1] , opgemaakt en op 9 augustus 2017 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam verbalisant 1] , voor zover inhoudende als de op 9 augustus 2017 tegenover de verbalisant afgelegdeverklaring van de aangever [naam slachtoffer]:
Ik heb een vriend gehad genaamd [naam verdachte] . De relatie met deze vriend is en aantal jaren geleden gestopt. Op 9 augustus 2017 was ik in de [adres vriendin slachtoffer] op nummer [huisnummer] te Sliedrecht. Ik was daar bij een vriendin genaamd [naam vriendin slachtoffer] .
Bij binnenkomst zag ik dat [voornaam verdachte] ook in de woning was. […] Hij ging vervolgens op mijn Facebook kijken. Ik zag dat [voornaam verdachte] bozer werd. Ik zag dat aan zijn hele gezicht en zijn uitstraling.
Ik zag dat hij opstond en bedreigend naar mij toe kwam. Hij zei dat ik een slet was en dat ik hem helemaal gek maakte. Hij zei dat ik tegen hem loog. Hij zei iets over mijn ex en dat hij een bericht had gelezen waarin hij mij vroeg of ik nog naar Bonaire kwam.
Ik heb hem gezegd dat er niets aan de hand was. Hierop zei hij tegen mij dat ik niet moest liegen. Hij ging daarbij heel kort voor mij staan, ik voelde mij heel erg bedreigd op dat moment. Daarna zei hij tegen mij dat ik met hem mee naar buiten ging.
Ik zei tegen hem dat ik niet met hem naar buiten ging omdat ik dat niet durfde. Ik was bang dat hij mij van het balkon af ging gooien. Ik bleef dus binnen. Hierop ontplofte hij helemaal. Hij pakte mij bij mijn benen en trok mij aan mijn benen naar de gang van de woning. Daar is het slaan begonnen. Hij heeft mij daar geslagen tegen mijn hoofd, schouders en knieën. Toen ik zag dat hij mij ging slaan heb ik gehurkt op de grond gezeten met mijn armen voor mijn gezicht.
Ik kreeg klap na klap tegen mijn hoofd. Hierna begon hij mij te schoppen tegen mijn lichaam. Toen ik begon te gillen voelde ik dat hij mijn keel met twee handen dichtkneep.
Ik voelde dat hij hard kneep. Ik kon geen adem meer halen.
Ik hoorde dat [naam vriendin slachtoffer] gilde en tegen hem riep dat hij moest loslaten. Op het laatste moment voelde ik dat ik wegviel. Hij liet mij los maar ik merkte dat ik duizelig werd. Ik dacht dat ik nog steeds zou wegvallen.
In een laatste bui pakte hij mij nog bij mijn haren beet en trok hij mij naar de buitendeur.
Ik heb mij weten los te rukken. […] Ik wil nog een keer benadrukken dat ik in de woning door [voornaam verdachte] ben mishandeld, hij heeft mij over mijn hele lichaam geslagen en geschopt.
Ten gevolge van die schoppen en klappen heb ik beurse plekken, een zere knie en een pijnlijk hoofd. Mijn linkeroog is opgezwollen.
2.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 2] , opgemaakt en op 7 september 2017 ondertekend door de opsporingsambtenaren [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , voor zover inhoudende als de op 7 september 2017 gedanebevindingen van verbalisanten:
Op 7 september 2017 spraken wij, verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , in de woning [adres delict] te Sliedrecht een vrouw die opgaf te zijn genaamd:
— [naam vriendin slachtoffer] —
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
wonende [adres] te [woonplaats] .
Wij, verbalisanten, hoorden [naam vriendin slachtoffer] het volgende in soortgelijke bewoording zeggen:
" [naam slachtoffer] is een goede vriendin van mij. U vraagt mij naar hetgeen is gebeurd tussen [naam slachtoffer] en [voornaam verdachte] . […] Wat ik wel kan vertellen is dat wij, [voornaam verdachte] , [naam slachtoffer] , ik en een kennis, een spel zaten te doen in de woonkamer van mijn huis. Na een tijdje ging [voornaam verdachte] de woning uit. Kort daarna, ongeveer een half uur later, kwam hij weer terug. Op een gegeven moment trok [voornaam verdachte] de telefoon van [naam slachtoffer] uit haar handen. Hij werd daarbij erg kwaad op [naam slachtoffer] . Ik zag dat [voornaam verdachte] hard tegen [naam slachtoffer] schreeuwde. […] Ik zag dat [voornaam verdachte] [naam slachtoffer] bij haar haren pakte en haar door de woning heen trok in de richting van de voordeur. Ik ben tussen hen beiden gaan staan en heb [voornaam verdachte] tegen gehouden omdat ik vermoedde dat hij [naam slachtoffer] naar buiten wilde meenemen. Ik zag dat [voornaam verdachte] [naam slachtoffer] los liet. Het schreeuwen tegen [naam slachtoffer] ging de hele tijd door. Ik zag ook dat [voornaam verdachte] [naam slachtoffer] bij haar keel vastpakte en haar bijna wurgde.
De inhoud van de bewijsmiddelen is steeds zakelijk weergegeven.

Opgave bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 2:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting, voor zover hiervoor weergegeven onder A.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [naam persoon 2] namens Tablis Wonen van de politie Eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 3] , opgemaakt en op 22 augustus 2017 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam verbalisant 1] .
Met deze opgave van de bewijsmiddelen wordt volstaan, aangezien de verdachte het hierna bewezenverklaarde heeft bekend en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit.

Bewijsmotivering

De bewezenverklaring van feit 1 subsidiair steunt op de hiervoor weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen, leverende op de redengevende feiten en omstandigheden voor die bewezenverklaring.
De inhoud van de bewijsmiddelen wordt daarbij telkens - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het betrekking heeft.
De bewezenverklaring van feit 2 steunt op de inhoud van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen, voor zover redengevend voor het bewijs, leverende op de redengevende feiten en omstandigheden voor die bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat
1. subsidiair
hij op 09 augustus 2017 te Sliedrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door deze [naam slachtoffer] meermalen,
  • tegen het hoofd te te slaan en
  • tegen de schouders en de benen, en
  • tegen het lichaam te schoppen
  • bij de keel vast te pakken en in de keel te knijpen en
  • aan de haren te trekken;
2.
hij op 18 augustus 2017 te Sliedrecht opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur, toebehorende aan Tablis Wonen, heeft vernield ;

Kwalificaties

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 subsidiair: mishandeling
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

Strafbaarheid feiten

De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

De verdachte is strafbaar.

Toegepaste wetsartikelen

Artikelen 38v, 38w, 57, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafoplegging

Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden,

met bevel, dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Vrijheidsbeperkende maatregel

Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van 2 jaar, inhoudende dat de veroordeelde gedurende 2 jaar na heden op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , wonende aan de [adres slachtoffer] , [postcode slachtoffer] te [woonplaats slachtoffer] ;
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 2 weken zal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden vervangende hechtenis.
De maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van de veroordeelde is dadelijk uitvoerbaar.

Motivering strafoplegging en oplegging maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [naam slachtoffer] op 9 augustus 2017 en vernieling van een toegangsdeur op 18 augustus 2017. De politierechter houdt er rekening mee dat het een ernstige mishandeling betreft. Hierdoor heeft het slachtoffer pijn gehad en is er ook een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Gelet hierop en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten jegens het slachtoffer legt de politierechter een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op aan verdachte, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] voor de duur van 2 jaren.
De politierechter neemt in het nadeel van de verdachte mee dat de verdachte blijkens de Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 oktober 2017 veelvuldig is veroordeeld, tevens voor soortgelijke feiten. Tevens slaat de politierechter acht op het ‘Reclasseringsadvies (beknopt) zonder diagnose-instrument’ van Reclassering Nederland d.d. 23 november 2017 en de e-mails afkomstig van [naam medewerkster 1 Antes] en [naam medewerker 2 Antes] namens Antes d.d. 14 december 2017.
Gelet op het voorgaande acht de politierechter een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Bijkomende beslissing

Het primair onder 1 ten laste gelegde is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Niet bewezen wordt geacht hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde wordt opgeheven en de verdachte wordt met onmiddellijke ingang in vrijheid gesteld.

Motivering beslissing op vordering tenuitvoerlegging

Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/116943-14:
Bij op tegenspraak van de politierechter in deze rechtbank d.d. 22 september 2014 is de verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 32 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht subsidiair 16 dagen hechtenis waarvan 15 uren subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 07 oktober 2014.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/681107-16:
Bij op tegenspraak van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank d.d. 19 augustus 2016 is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 05 januari 2017.
Gelet op het ‘Advies aan opdrachtgever toezicht – Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf’ door Reclassering Nederland d.d. 17 augustus 2017 heeft de verdachte onvoldoende meegewerkt aan de voorwaarden. De verdachte heeft de aan het vonnis verbonden bijzondere voorwaarde, inhoudende het laten opnemen in kliniek FVA en het houden aan de aanwijzingen die namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht niet de last te geven tot de volledige tenuitvoerlegging. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van een deel van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, wordt gelast de proeftijd te verlengen met twee jaren.
De politierechter neemt het ‘Advies aan opdrachtgever toezicht – Wijziging bijzondere voorwaarden’ van Reclassering Nederland d.d. 18 december 2017 mee in zijn overweging. Hierin wordt de wijziging van verschillende bijzondere voorwaarden geadviseerd, waaronder het opleggen van de voorwaarde dat de veroordeelde verplicht meewerkt aan een plaatsing in een RIBW. De politierechter overweegt dat er meermalen bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, de veroordeelde heeft voorts echter geen enkele blijk gegeven van verbetering. Daarbij zijn er verscheidene incidenten jegens hulpverleners voorgevallen. Hoewel de veroordeelde ter terechtzitting heeft aangegeven zich in te willen zetten bij een plaatsing in een RIBW, ziet de politierechter niet in waarom hij ditmaal wel mee zou werken. Derhalve oordeelt de politierechter dat alle bijzondere voorwaarden vervallen met uitzondering van de bijzondere voorwaarde nummer 1 (meldplicht en toezicht Reclassering Nederland) en wordt de bijzondere voorwaarde opgelegd dat de veroordeelde gedurende de proeftijd wordt verplicht zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek bij de forensische polikliniek Het Dok of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling vdoor of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.

Beslissing op vordering tenuitvoerlegging

Ten aanzien van de vordering voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 10/116943-14:
De tenuitvoerlegging wordt gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de taakstraf, groot 15 uren susbsidiair 7 dagen hechtenis, van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 22 augustus 2014 aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/681107-16:
De tenuitvoerlegging wordt gelast van een gedeelte van het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf, groot 3 maanden, van de bij vonnis door de meervoudige strafkamer te Rotterdam op 19 augustus 2016 opgelegde straf.
De proeftijd van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten 2 maanden, wordt verlengd met 2 jaren.
De bij voormeld vonnis aan de veroordeelde bijzondere voorwaarden worden opgeheven, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde nummer 1 (meldplicht en toezicht Reclassering Nederland) en voorts wordt de bijzondere voorwaarde opgelegd dat de veroordeelde gedurende de proeftijd wordt verplicht zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek bij de forensische polikliniek Het Dok of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling vdoor of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.

Motivering beslissing op vordering benadeelde partij

De benadeelde partij
[naam slachtoffer]vordert ter zake van feit 1 subsidiair als vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 800,00.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Beslissing op vordering benadeelde partij

De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] ter zake van feit 1 subsidiair wordt toegewezen tot een bedrag van € 500,00 (zegge vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade. De verdachte wordt veroordeeld dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk en kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte wordt tevens veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f wetboek van strafrecht

Aan de verdachte wordt de maatregel tot schadevergoeding opgelegd, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,00 zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van
10 dagen. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
_________________________________________________________________________
De politierechtergeeft aan de verdachte kennis dat hij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt hem opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.