ECLI:NL:RBROT:2018:11465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
C/10/558410 / KG ZA 18-1001
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in het kader van een begeleidingsovereenkomst met een stichting voor tijdelijke opvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Elckerlyc en een cliënt, aangeduid als [naam gedaagde]. De Stichting Elckerlyc biedt ondersteuning aan mensen die tijdelijk niet zelfredzaam zijn en heeft een begeleidingsovereenkomst met [naam gedaagde] gesloten. Deze overeenkomst bevatte bepalingen over de ondersteuning en het gebruik van een gemeubileerde woning. De cliënt heeft zich echter herhaaldelijk niet aan de afspraken gehouden, wat heeft geleid tot de beëindiging van de begeleiding en de vordering tot ontruiming van de woning.

De rechtbank oordeelde dat de begeleidingsovereenkomst en de gebruiksovereenkomst nauw met elkaar verweven zijn. Aangezien de begeleiding is beëindigd, is ook de gebruiksovereenkomst tot een einde gekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurbeschermingsbepalingen niet van toepassing zijn, omdat het begeleidingselement in deze gemengde overeenkomst overheerst. De vordering van Elckerlyc tot ontruiming werd toegewezen, waarbij [naam gedaagde] werd veroordeeld om uiterlijk op 31 oktober 2018 de woning te ontruimen.

Daarnaast werd [naam gedaagde] in de proceskosten veroordeeld, maar de vordering tot betaling van een achterstand in de huur werd afgewezen, omdat Elckerlyc niet voldoende bewijs had geleverd van de verschuldigde bedragen. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, maar wees de machtiging voor ontruiming door de sterke arm van politie en justitie af, omdat Elckerlyc dit via een deurwaarder kan laten uitvoeren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/558410 / KG ZA 18-1001
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2018
in de zaak van
de stichting
STICHTING ELCKERLYC,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. D.J. van de Weerdt te Vlaardingen,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.F. van den Ende te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Elckerlyc en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 september 2018, met producties;
  • de aanvullende productie van Elckerlyc;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 27 september 2018;
  • het exploot van oproeping van 27 september 2018;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 8 oktober 2018.
1.2.
[naam gedaagde] is gedagvaard tegen de zitting van 27 september 2018. Bij die mondelinge behandeling is [naam gedaagde] niet verschenen. Aangezien zij niet deugdelijk was opgeroepen heeft de voorzieningenrechter de mondelinge behandeling aangehouden tot 8 oktober 2018.
1.3.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Elckerlyc biedt ondersteuning aan mensen die tijdelijk niet zelfredzaam zijn. Elckerlyc doet dat door verschillende vormen van opvang, huisvesting en begeleiding aan te bieden.
2.2.
[naam gedaagde] wordt sinds 11 september 2017 door Elckerlyc begeleid. [naam gedaagde] verbleef tijdelijk in de crisisopvang te Vlaardingen. Op 18 oktober 2017 is door [naam] , directeur van Elckerlyc, een officiële waarschuwingsbrief aan [naam gedaagde] gestuurd waarin zij [naam gedaagde] waarschuwt dat zij zich niet aan de gemaakte afspraken hield. [naam gedaagde] heeft deze brief voor gezien getekend.
2.3.
Met ingang van 25 januari 2018 geldt er tussen Elckerlyc en [naam gedaagde] een aangepaste begeleidingsovereenkomst waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Art. 1 de Stichting de Cliënt ondersteuning biedt bij herstel van zelfredzaamheid;
Art. 2 de Cliënt er aan meewerkt om deze ondersteuning zo kort als mogelijk en zo lang als nodig te laten duren;
Art. 3 voor het gebruik van de ondersteuningsvoorziening de Cliënt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage is verschuldigd. Deze eigen bijdrage zal na vaststelling van het inkomen door de Stichting worden berekend en schriftelijk aan de Cliënt worden bevestigd;
Art. 4 deze eigen bijdrage per de eerste van de maand verschuldigd is en uiterlijk per die datum bijgeschreven dient te zijn op de bankrekening [bankrekeningnummer] van de Stichting of contant zijn betaald. Indien de Cliënt deze eigen bijdrage niet tijdig voldoet, is de Stichting, zonder dat daartoe een nadere ingebrekestelling zal zijn vereist, gerechtigd deze overeenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van 10 dagen;
Art. 5 de Cliënt meewerkt aan de opbouw van een werkrelatie door afspraken na te komen en openheid van zaken te bieden met betrekking tot de problemen die aanleiding zijn geweest om te komen tot de ondersteuning door de Stichting;
(…)
Art. 10 indien de Cliënt geen verblijfplaats heeft, de Stichting aan de Cliënt in het kader van de begeleiding teneinde de kans op een succesvolle afronding daarvan te vergroten, voor de duur van de begeleiding een gestoffeerde en gemeubileerde woning in gebruik wordt gegeven. De gebruiksovereenkomst is accessoir aan deze begeleidingsovereenkomst;
Art. 11 indien deze begeleidingsovereenkomst eindigt, ongeacht de reden en ongeacht de wijze waarop de beëindiging tot stand komt, de Stichting gerechtigd is genoemde gebruiksovereenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van 10 dagen;
Art. 12 de Stichting in ieder geval tot beëindiging, opzegging en/of ontbinding aanleiding vindt indien de Cliënt enige verplichting die voortvloeit uit deze begeleidingsovereenkomst, de gebruiksovereenkomst, en/of de Algemene Voorwaarden schendt, dan wel indien en zodra de begeleiding de beoogde resultaten heeft opgeleverd dan wel indien en zodra naar de professionele inschatting van de Stichting verdere begeleiding niet (langer) zinvol is;
2.4.
Met ingang van 25 januari 2018 gebruikt [naam gedaagde] een gemeubileerde woning te [adres] (hierna: de woning). In de terzake door partijen getekende gebruiksovereenkomst is het volgende opgenomen:
“Art. 1 de Stichting geeft in het kader van de begeleiding met ingang van 25 januari 2018 een gestoffeerde en gemeubileerde woning, op tijdelijke basis en niet langer dan de periode van begeleiding, aan de Cliënt in gebruik;
de Stichting stelt zich o.m. ten doel om tijdelijk begeleiding met onderdak te bieden aan personen die niet zelfredzaam en dakloos zijn. De Cliënt is bekend met deze doelstelling en gaat dan ook uitdrukkelijk akkoord met het tijdelijk karakter van de bewoning van de in gebruik gegeven woning. Partijen stellen vast dat de onderhavige woning, woonruimte betreft waarvan het gebruik naar zijn aard slechts van korte duur is, zoals bedoeld in artikel 7:232 lid 2 Burgerlijk Wetboek en voorts dat het gebruik van de woning onderdeel is van de begeleiding en geen doel op zich. De cliënt zal zich derhalve niet kunnen beroepen op de huurregels voor woonruimte zoals vervat in art. 7:201 e.v. Burgerlijk Wetboek, waaronder begrepen de in die artikelen geregelde huurbescherming;
(…)
Art. 6 indien de Cliënt naar het professionele oordeel van de Stichting niet (langer) voldoet aan de criteria en voorwaarden voor ondersteuning en/of begeleiding afspraken en/of één of meer bepalingen van de Algemene Voorwaarden zoals deze blijken uit de door beide partijen ondertekende en aangehechte begeleidingsovereenkomst en daarbij behorende bijlagen schendt, is de Stichting bevoegd deze gebruiksovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van 10 dagen op te zeggen;
2.5.
Eveneens op 25 januari 2018 heeft [naam gedaagde] aan de Gemeente Vlaardingen een machtiging verleend om uit het bedrag waartoe zij op grond van de Wet Werk en Bijstand jegens de gemeente gerechtigd is de eigen bijdrage van maximaal € 550,00 per maand aan de Stichting te voldoen.
2.6.
Bij brief van 6 februari 2018 heeft Elckerlyc [naam gedaagde] een tweede officiële waarschuwing gestuurd, waarin zij [naam gedaagde] heeft meegedeeld dat haar verblijf bij Elckerlyc per direct stopt indien zij zich opnieuw niet aan de huisregels houdt. [naam gedaagde] heeft ook deze brief voor gezien getekend.
2.7.
In juli 2018 heeft Elckerlyc besloten de begeleiding te beëindigen den [naam gedaagde] bij brief van 30 juli 2018 gesommeerd de woning uiterlijk 13 juli (de voorzieningenrechter begrijpt 13 augustus) 2018 te ontruimen.
2.8.
Tegen deze beslissing heeft [naam gedaagde] een klacht ingediend bij de onafhankelijke klachtencommissie van Elckerlyc. De klacht is op 24 augustus 2018 tijdens een hoorzitting door de klachtencommissie behandeld. Diezelfde dag heeft de klachtencommissie de klacht ongegrond verklaard.
2.9.
Naar aanleiding van de uitkomst van de klachtencommissie heeft Elckerlyc [naam gedaagde] gesommeerd de woning uiterlijk 31 augustus 2018 te verlaten. [naam gedaagde] heeft niet voldaan aan deze sommatie.
2.10.
Elckerlyc heeft [naam gedaagde] aangeboden haar te helpen met het opstellen van een vetrekplan. [naam gedaagde] heeft van dit aanbod geen gebruik gemaakt.

3..Het geschil

3.1.
Elckerlyc vordert, samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • [naam gedaagde] te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] schoongemaakt en opgeruimd te ontruimen en met de haren en het hare te verlaten en deze door afgifte van de toegangssleutels aan Elckerlyc ter vrije beschikking te stellen een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [naam gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met machtiging van Elckerlyc om het vonnis op dit punt ten uitvoer te mogen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
  • [naam gedaagde] te veroordelen om aan Elckerlyc te betalen een bedrag van € 1.527,91; vermeerderd met een bedrag van € 449,32 per maand tot aan de dag van ontruiming;
  • [naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Elckerlyc legt aan haar vordering tot ontruiming van de woning het volgende ten grondslag. Tussen partijen is een gebruiksovereenkomst en een begeleidingsovereenkomst gesloten. [naam gedaagde] is de afspraken uit de begeleidingsovereenkomst, ondanks meerdere waarschuwingen van Elckerlyc, herhaaldelijk niet nagekomen. De begeleiding van [naam gedaagde] door Elckerlyc is om die reden stopgezet. In het kader van de gesloten overeenkomsten zijn begeleiden en wonen echter onlosmakelijk met elkaar verbonden in die zin dat als de begeleiding stopt, ook een einde komt aan het gebruik van de woning. Om die reden dient [naam gedaagde] de woning te verlaten. Er staan bovendien momenteel vier gezinnen met kinderen op de wachtlijst om gebruik te kunnen maken van de begeleiding en huisvesting van Elckerlyc. Hierin is ook het spoedeisende belang van Elckerlyc gelegen. Daarnaast heeft [naam gedaagde] de verschuldigde eigen bijdrage in de huisvestingskosten niet aan Elckerlyc voldaan, waardoor gerekend tot 1 september 2018 een betalingsachterstand van € 1.527,91 is ontstaan.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat het beëindigen van de gebruikersovereenkomst, gelet op de aard en het doel van de overeenkomst in samenhang met de aard van partijen, en de daarmee gepaard gaande ontruiming in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. [naam gedaagde] heeft bij de gemeente Vlaardingen een urgentieverklaring aangevraagd en zich eveneens gewend tot de gemeentelijke ombudsman. Deze trajecten zijn beide nog gaande. Indien [naam gedaagde] de woning nu dient te verlaten is zij weer terug bij af en komt zij op straat te staan. [naam gedaagde] concludeert daarom tot afwijzing van de vordering. Subsidiair is door haar verzocht om de ontruiming niet eerder dan over vier weken te laten plaatsvinden. Met betrekking tot de vordering tot betaling van het bedrag van € 1.527,91 heeft [naam gedaagde] gesteld dat Elckerlyc geen belang heeft bij toewijzing van deze vordering. Door [naam gedaagde] is een machtiging aan de gemeente Vlaardingen verleend om de eigen bijdrage te incasseren vanuit de uitkering van [naam gedaagde] . Door [naam gedaagde] is daarnaast de hoogte van de achterstand gemotiveerd betwist. Bovendien is op dit punt niet aan het vereiste van een spoedeisend belang voldaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt het volgende. Hoewel voor het gebruik van de woning een bruikleenovereenkomst is gesloten, draagt deze overeenkomst alle kenmerken van een huurovereenkomst in zich, nu Elckerlyc de woning aan [naam gedaagde] in gebruik heeft gegeven en [naam gedaagde] daarvoor een vergoeding verschuldigd is, zodat in beginsel op deze overeenkomst de huurbeschermingsbepalingen van toepassing zijn. Daarnaast is echter tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen inzake de begeleiding van [naam gedaagde] door Elckerlyc. In artikel 10 van de begeleidingsovereenkomst is bepaald dat de gebruiksovereenkomst accessoir is aan de begeleidingsovereenkomst. In artikel 11 van de begeleidingsovereenkomst is opgenomen dat indien de begeleidingsovereenkomst eindigt, Elckerlyc gerechtigd is de bruikleenovereenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van 10 dagen. Gelet op deze nauwe verwevenheid tussen de overeenkomsten, de doelstelling van Elckerlyc, de strikte voorwaarden die aan de bewoning zijn verbonden en de problematische achtergrond van [naam gedaagde] die de reden vormde voor partijen om de overeenkomsten aan te gaan, is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een gemengde overeenkomst in de zin van artikel 6:215 BW tussen partijen, waarbij het begeleidingselement duidelijk overheerst. Dat brengt met zich dat de huurbeschermingsbepalingen buiten toepassing blijven (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden, 7 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2522).
4.2.
Gebleken dat Elckerlyc de begeleiding en bewoning van [naam gedaagde] heeft beëindigd, omdat [naam gedaagde] de afspraken uit de begeleidingsovereenkomst en de afspraken met haar begeleider niet is nagekomen. Daarnaast heeft [naam gedaagde] zich niet aan de huisregels gehouden. Een en ander volgt uit de waarschuwingsbrieven (zie 2.2 en 2.6) en [naam gedaagde] heeft ook niet betwist dat zij niet op afspraken is verschenen en dat zij zich onbereikbaar heeft gehouden. Aangenomen wordt daarom dat Elckerlyc de begeleidingsovereenkomst, mede gelet op artikel 12 daarvan, op goede gronden heeft beëindigd.
4.3.
De voorzieningenrechter acht het in hoge mate aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat aan [naam gedaagde] geen beroep op wettelijke huurbescherming toekomt en dat de bruikleenovereenkomst, met de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst, op grond van onderdeel 6 van die overeenkomst ook tot een einde is gekomen. Het beroep van [naam gedaagde] op redelijkheid en billijkheid maken dit gezien voormelde omstandigheden niet anders. Mede gelet op het belang van Elckerlyc om andere kwetsbare cliënten te huisvesten, is zij niet gehouden om [naam gedaagde] in de woning te laten totdat zij mogelijk in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Hierbij is mede van belang dat Elckerlyc [naam gedaagde] herhaaldelijk heeft gewaarschuwd en haar al tweemaal heeft gesommeerd de woning te verlaten. Daarnaast heeft [naam gedaagde] ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om samen met [naam gedaagde] een vertrekplan te maken.
4.4.
De gevorderde ontruiming is daarmee toewijsbaar. De voorzieningenrechter zal hierbij bepalen dat [naam gedaagde] uiterlijk op 31 oktober 2018 de woning dient te ontruimen.
4.5.
De mede gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van politie en justitie zullen worden afgewezen, nu Elckerlyc – indien nodig – middels een deurwaarder de ontruiming kan bewerkstelligen.
4.6.
Elckerlyc heeft niet onderbouwd waarom zij naast voormelde bevoegdheid om de ontruiming ten uitvoer te doen leggen belang heeft bij oplegging van een dwangsom. De gevorderde dwangsom zal daarom worden afgewezen.
4.7.
[naam gedaagde] heeft betwist dat zij over de periode juni tot en met september 2018 de gevorderde vergoeding aan Elckerlyc nog verschuldigd is. Zij heeft in dit verband verwezen naar de machtiging vermeld in 2.5. Hoewel dat vervolgens wel op haar weg lag, heeft Elckerlyc niet aannemelijk gemaakt welke bedragen [naam gedaagde] in het totaal verschuldigd was en welke bedragen daarvan zijn betaald. De geldvordering van € 1.527,91 zal alleen al daarom – en nog daargelaten het door [naam gedaagde] betwiste spoedeisend belang – worden afgewezen. Hierbij is voorts van belang dat [naam gedaagde] heeft verklaard dat de machtiging niet beperkt is in tijd of duur, zodat Elckerlyc alsnog tot incasso van de eventueel verschuldigde bedragen kan overgaan.
4.8.
[naam gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Hierbij zullen de kosten voor de eerste mondelinge behandeling voor rekening van Elckerlyc worden gelaten. De kosten aan de zijde van Elckerlyc worden begroot op:
- dagvaarding € 99,91
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat €
633,00
Totaal € 1.358,91

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om uiterlijk 31 oktober 2018 de woning aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Elckerlyc zijn, en de sleutels af te geven aan Elckerlyc,
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Elckerlyc tot op heden begroot op € 1.358,91,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op
18 oktober 2018.
2180/676