Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 8 september 2017, met producties;
- het verweerschrift, met productie;
- de mondelinge behandeling d.d. 13 december 2017.
Rechtbank Rotterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 januari 2018, is een deelgeschil aan de orde waarbij de verzoeker, [naam verzoeker], een schadevergoeding eist van zijn WAM-verzekeraar, Amlin Europe N.V., naar aanleiding van een verkeersongeval op 10 augustus 2012. De verzoeker, die een auto had gehuurd, was betrokken bij een incident waarbij hij door een andere persoon, [naam 2], met de auto werd aangereden. De verzoeker stelt dat hij als voetganger door [naam 2] is aangereden en dat Amlin aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden, op grond van artikel 185 van de Wegenverkeerswet (WVW).
Amlin betwist echter aansprakelijkheid en voert aan dat er geen dekking onder de WAM bestaat, omdat de schade niet voortvloeit uit een gebruikelijke deelname aan het verkeer. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van de auto door [naam 2] niet overeenstemde met de gebruikelijke functie van het motorrijtuig, aangezien de auto in dit geval werd gebruikt als een voorwerp om letsel toe te brengen aan de verzoeker. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van aansprakelijkheid van Amlin voor de door de verzoeker geleden schade, en wijst het verzoek van de verzoeker af.
De rechtbank benadrukt dat de WAM is bedoeld om slachtoffers van verkeersongevallen te beschermen, maar dat in dit geval de omstandigheden van het ongeval niet onder de dekking van de verzekering vallen. De verzoeker wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, aangezien hij ten onrechte Amlin aansprakelijk heeft gehouden voor de schade.