In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap EPISO 4 Armando Ridderhof B.V. (hierna: Episo) en de besloten vennootschap De Marskramer B.V. (hierna: Marskramer). Episo vorderde dat Marskramer zou worden veroordeeld om de bedrijfsruimte aan de Ridderhof 12-14 te Ridderkerk te exploiteren conform de huurovereenkomst, die loopt tot 15 maart 2020. Marskramer had de exploitatie per 31 januari 2018 gestaakt en stelde dat zij dit deed vanwege een strategiewijziging binnen het Blokker-concern, waartoe zij behoort. Episo stelde dat Marskramer in verzuim verkeerde en dat de exploitatieverplichting moest worden nagekomen om verdere schade aan het winkelcentrum te voorkomen.
De kantonrechter oordeelde dat Marskramer in beginsel gehouden was aan de exploitatieverplichting, maar dat er omstandigheden waren die de rechter deden twijfelen aan de redelijkheid van deze verplichting gezien de financiële situatie van Marskramer. De rechter wees de vordering van Marskramer tot onderhuur aan Big Bazar af, omdat Episo niet op onredelijke gronden haar toestemming had geweigerd. De rechter oordeelde dat de belangen van Episo bij nakoming van de huurovereenkomst zwaarder wogen dan de belangen van Marskramer bij staking van de exploitatie. De vordering van Episo werd toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor nakoming en een dwangsom van € 2.500,00 per dag bij niet-nakoming, met een maximum van € 500.000,00. De verbeurde boetes werden vastgesteld op € 2.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering in reconventie van Marskramer werd afgewezen.