Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 9 februari 2017, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv en artikel 22 Rv van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met één productie;
- de incidentele conclusie van antwoord;
- de akte van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.De feiten, voor zover van belang in de incidenten
- [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] en/of [gedaagde 4] hun taken tegenover [eiseres] onbehoorlijk hebben vervuld en dat hen daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt; en/of dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] en/of [gedaagde 4] tegenover [eiseres] een onrechtmatige daad hebben gepleegd;
- [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] en/of [gedaagde 4] aansprakelijk is/zijn voor de schade die [eiseres] als gevolg daarvan lijdt en heeft geleden en zal lijden en die schade dient/dienen te vergoeden;
- die schade, waaronder begrepen de waardevermindering van de onderneming van [eiseres] , nader zal worden opgemaakt bij staat;
3.De geschillen in de incidenten
in het vrijwaringsincident
- een overzicht van alle handelstransacties in het door de onderneming gebruikte “Aspect” ICT-administratiesysteem;
- een gedetailleerd overzicht van alle hedgingactiviteiten ten behoeve van de vennootschap in 2015 en
- alle zogenaamde periodieke WIP (work in progress)-reports;
4.De beoordeling
in het vrijwaringsincident
- niet vast is komen te staan dat [persoon] instructies heeft gegeven aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
- mocht dat wel vast komen te staan: die instructies passen binnen het pallet van rechten en bevoegdheden die toekomen aan aandeelhouders, zonder dat [persoon] kan worden gekwalificeerd als feitelijk beleidsbepaler;
- niet vast is komen te staan dat (i) tussen [persoon] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een rechtsverhouding bestaat en (ii) [persoon] op grond van die vermeende rechtsverhouding met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verplicht zou zijn de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak te dragen;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen belang hebben bij de gewenste oproeping in vrijwaring, omdat [persoon] (kennelijk) in Rusland woont en een Nederlands vonnis niet in Rusland wordt erkend en ten uitvoer kan worden gelegd;
- de procedure door een eventuele oproeping in vrijwaring onnodig en onredelijk wordt vertraagd.
- er ten onrechte voor hebben gekozen, c.q. hebben toegelaten, dat bij de in- en verkoop van olie verschillende prijsindices zijn gehanteerd;
- er ten onrechte voor hebben gekozen in de eerste maanden van 2015 de overeenkomst met Hapag Lloyd voort te zetten en de mogelijkheid tot tussentijdse beëindiging van de overeenkomst om te (laten) zetten in die van een tussentijds niet opzegbare overeenkomst voor bepaalde tijd;
- er ten onrechte niet voor hebben gezorgd, c.q. er niet op hebben toegezien, dat verliezen als gevolg van de prijsstellingen met behulp van de verschillende indices zijn afgedekt (“gehedged”);
- op ontoelaatbare wijze hebben gegoocheld met de cijfers en [eiseres] ten onrechte niet tijdig hebben geïnformeerd dat er geen adequate informatievoorziening was, althans dat de wel gepresenteerde cijfers waarschijnlijk geen reële afspiegeling vormden van de werkelijke financiële situatie bij [eiseres] .
5.De beslissing
27 juni 2018,
27 juni 2018voor conclusie van antwoord.