ECLI:NL:RBROT:2018:1436
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw ontstaan schulden
Op 15 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een verzoekschrift had ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die inkomsten ontving uit een Participatiewet-uitkering, had een aanzienlijke schuldenlast van € 79.104,64. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank onderzocht de omstandigheden waaronder de schulden waren ontstaan. Verzoekster had onder andere schulden bij het CJIB, de gemeente Rotterdam en de Belastingdienst. De rechtbank concludeerde dat verzoekster gedurende een langere periode keuzes had gemaakt die leidden tot nieuwe schulden, zoals het aangaan van een schijnhuwelijk en het niet correct informeren van de uitkeringsinstanties.
De rechtbank benadrukte dat de goede trouw een belangrijke maatstaf is voor de toewijzing van een verzoek tot schuldsanering. Aangezien verzoekster niet had aangetoond dat haar schulden te goeder trouw waren ontstaan, werd het verzoek afgewezen. De rechtbank merkte op dat er geen feiten of omstandigheden waren die de afwijzing zouden rechtvaardigen, en besloot het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen.