ECLI:NL:RBROT:2018:1437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2018
Publicatiedatum
25 februari 2018
Zaaknummer
C/10/539548 / FT EA 17/2344
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanning tot werk

Op 20 november 2017 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 8 januari 2018 is verzoeker gehoord. Verzoeker ontvangt een Participatiewetuitkering en heeft een schuldenlast van € 39.403,93. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest in het ontstaan van zijn schulden en dat hij onvoldoende inspanningen heeft geleverd om een nieuwe baan te vinden. De rechtbank wijst erop dat de goede trouw een belangrijke voorwaarde is voor toewijzing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft een schuld aan de Belastingdienst van € 6.533,00, die volgens de rechtbank niet te goeder trouw is ontstaan. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij de Belastingdienst correct heeft geïnformeerd over zijn situatie. Daarnaast heeft hij slechts twee sollicitaties overgelegd, wat onvoldoende is om aan te tonen dat hij zich inspant om werk te vinden. De rechtbank concludeert dat er gegronde vrees bestaat dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zal nakomen. Daarom wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 januari 2018
[naam],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 20 november 2017 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 8 januari 2018.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit een Participatiewetuitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 39.403,93.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoeker heeft een schuld aan de Belastingdienst van € 6.533,00. Volgens verzoeker heeft deze schuld betrekking op ten onrechte ontvangen huurtoeslag in de jaren 2015, 2016 en 2017. Naar het oordeel van de rechtbank is het de verantwoordelijkheid van verzoeker om er voor zorg te dragen dat de Belastingdienst juist en volledig is geïnformeerd. Verzoeker heeft dit niet gedaan. Verzoeker heeft ter zitting niet aannemelijk gemaakt dat hem ten aanzien van het verstrekken van de juiste gegevens geen verwijt treft. Voorts valt het verzoeker te verwijten dat het bedrag waarop geen recht bestond na ontvangst niet is gereserveerd zodat dit terugbetaald had kunnen worden. Aldus is deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten.
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Verzoeker heeft immers, ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe in de bijlage bij de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling van zijn verzoek, slechts twee sollicitaties overgelegd. De overige overgelegde stukken betreffen afwijzingsbrieven waaruit blijkt dat verzoeker heeft gesolliciteerd op functies waar zijn opleiding en ervaring niet op aansluiten of dat hij heeft gesolliciteerd zonder curriculum vitae (CV) en/of motivatiebrief over te leggen. In het door verzoeker aan de rechtbank verstrekte - summiere - CV vermeldt verzoeker uitvoerig zijn beperkingen, in plaats van zijn motivatie voor de desbetreffende functie. De kans op een succesvolle sollicitatie wordt daarmee minimaal. Daarbij komt dat verzoeker meent dat hij eigenlijk in het geheel niet kan werken, terwijl uit het arbeidsdeskundig rapport valt af te leiden dat verzoeker in staat is om 20 uur per week te werken.
Verzoeker heeft in de jaren 2012 en 2013 voor een bedrag van in totaal € 12.800,67 schulden in zijn vaste lasten laten ontstaan. Het betreft hier schulden aan Zilveren Kruis Achmea van € 2.771,64, ontstaan op 1 november 2012, en aan CAK afdeling Wanbetalers van € 10.029,03, ontstaan op 15 februari 2013. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij in mei 2010 een ontslagvergoeding van € 10.000,- heeft ontvangen en dat hij daarnaast een (WW- en later PW-)uitkering ontving. Desondanks was in 2011 de ontslagvergoeding door verzoeker al volledig uitgegeven - volgens verzoeker niet aan het betalen van toen al bestaande schulden - waarna hij is gestopt met het betalen van de verschuldigde zorgpremie. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop gevreesd moet worden dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen, meer in het bijzonder de verplichting om geen nieuwe bovenmatige schulden te laten ontstaan.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, en in aanwezigheid van A. Zarbaf, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2018. [1]