ECLI:NL:RBROT:2018:1533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
C/10/542015 / JE RK 17-4267
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.J. van den Broek-Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afsluiting ondertoezichtstelling van een minderjarige met verstoorde communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 februari 2018 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te Rotterdam. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, omdat de eerdere ondertoezichtstelling was verlopen en de doelen daarvan niet waren behaald. De ouders van [naam minderjarige] zijn niet in staat om tot afspraken te komen, wat leidt tot een verstoorde communicatie en een bedreiging van de ontwikkeling van het kind. De moeder ontkent beschuldigingen van geweld en heeft geen nieuwe partner, terwijl de vader in detentie zit en contact met [naam minderjarige] heeft. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI). De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de belangen van [naam minderjarige] te waarborgen en heeft de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden opgelegd, met de GI belast met de uitvoering. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/542015 / JE RK 17-4267
datum uitspraak: 12 februari 2018

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] ,geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te Rotterdam, hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
22 december 2017, ingekomen bij de griffie op 29 december 2017.
Op 12 februari 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C. Jansen,
- de vader, [naam vader] , als informant,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1] ,
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 2] en [naam 3] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft zijn verzoek ter zitting gehandhaafd. De doelen van de vorige ondertoezichtstelling waren nog niet voldoende behaald. De Raad was het dan ook niet eens met de intentie van de GI om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Omdat de GI geen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling meer heeft ingediend, is de ondertoezichtstelling verlopen en heeft de Raad een nieuw verzoek bij de rechtbank ingediend. De bedreiging van de ontwikkeling van [naam minderjarige] bestaat uit een verstoorde communicatie tussen de ouders en hun onwil/onkunde om tot afspraken te komen. Alle communicatie verloopt via de grootouders. De ouders zijn nog niet in staat om afspraken te maken over [naam minderjarige] en zij hebben onderling geen contact. Ook is het ouderschapsplan niet van de grond gekomen. Daarnaast is er geen sprake van een onbelast contact tussen [naam minderjarige] en de vader. Hoewel het positief is dat [naam minderjarige] op bezoek gaat bij de vader in de Penitentiaire Inrichting, is het van belang dat er een vaste regelmaat komt in de bezoekmomenten.
Voorts is door meerdere partijen, waaronder [naam minderjarige] zelf, aangegeven dat de moeder tegen [naam minderjarige] schreeuwt en heeft [naam minderjarige] toen zij op bezoek was bij de vader verteld dat zowel zij als de moeder worden geslagen door de nieuwe partner van de moeder. De moeder ontkent deze beweringen en zegt geen nieuwe partner te hebben.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden vindt de Raad een ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] nog steeds noodzakelijk om de bewaking van de belangen van [naam minderjarige] te waarborgen en om te trachten de ouders nader tot elkaar te brengen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad en heeft - desgevraagd - aangegeven dat het beleid is van de GI om, wanneer er geen vooruitgang wordt geboekt, een ondertoezichtstelling te beëindigen ook als de doelen niet zijn behaald en aan de bodemeisen nog niet wordt voldaan. Echter, in het onderhavige geval vindt de GI dat een ondertoezichtstelling wel van belang is om de situatie te kunnen blijven volgen en is de GI van mening dat de periode van een jaar daarvoor noodzakelijk is. Hoewel de ouders wel een stap in de goede richting hebben gezet doordat zij nu een ouderschapsplan willen gaan maken, dient de komende periode bekeken te worden of de ouders op het moment dat een bezoekregeling is vastgelegd deze bezoekregeling kunnen volhouden.
De advocaat van de moeder stelt dat de moeder het fijn vindt als de GI nog betrokken blijft, echter voor een periode van een half jaar. Het lukt de ouders niet om te komen tot een ouderschapsplan. Het is de bedoeling dat er duidelijke afspraken worden gemaakt voor het moment dat de vader uit detentie komt.
De vader is het eens met het verzoek van de Raad. De vader voert gesprekken met zijn advocaat over het ouderschapsplan. Het is van belang dat de omgang tussen de vader en [naam minderjarige] door blijft gaan.

De beoordelingUit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van een verstoorde communicatie tussen de ouders. Zij zijn niet in staat om met elkaar tot afspraken te komen en de spanningen tussen de ouders zijn belastend voor [naam minderjarige] . Ook doet [naam minderjarige] verontrustende uitspraken tegenover de vader over slaan in de thuissituatie. Het bevreemdt de kinderrechter dan ook dat de GI heeft besloten om de eerdere ondertoezichtstelling af te sluiten, ondanks dat de doelen niet waren behaald en zonder dat er enig alternatief van hulpverlening voor [naam minderjarige] is. Immers, [naam minderjarige] wordt op die manier aan haar lot over gelaten in een situatie die nog steeds een bedreiging voor haar ontwikkeling vormt. Juist vanwege die bedreiging is een maatregel van kinderbescherming in de vorm van een ondertoezichtstelling noodzakelijk bevonden en is de GI als gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming met de uitvoering van de ondertoezichtstelling belast. Het besluit van de GI om de ondertoezichtstelling af te sluiten klemt temeer nu de GI thans het opnieuw verlenen van een ondertoezichtstelling voor de volle periode van een jaar noodzakelijk acht. Wat hier ook van zij, de kinderrechter is met de Raad van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer nog steeds noodzakelijk is gelet op de nog altijd bestaande bedreiging van de ontwikkeling van [naam minderjarige] . In het belang van [naam minderjarige] is dat de GI de ontwikkeling van [naam minderjarige] blijft monitoren en - indien nodig - passende actie onderneemt.

Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [naam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 12 februari 2018 tot 12 februari 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier en in het openbaar uitgesproken op
12 februari 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.