ECLI:NL:RBROT:2018:1592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
C/10/525947 / HA ZA 17-416
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking aan verkoop van de voormalige echtelijke woning conform echtscheidingsconvenant

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen waren getrouwd en inmiddels gescheiden. De vrouw vorderde dat de man zijn medewerking verleende aan de verkoop van de echtelijke woning, zoals vastgelegd in een echtscheidingsconvenant dat onderdeel uitmaakte van de echtscheidingsbeschikking van 20 april 2015. De vrouw stelde dat de man zijn medewerking had geweigerd, terwijl zij belang had bij de verkoop om haar aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld en andere leningen te beëindigen.

De rechtbank oordeelde dat de man gehouden was om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, aangezien er reeds tweeënhalf jaar was verstreken sinds de echtscheiding en de vrouw niet langer aan de man gebonden kon blijven via de woning. De rechtbank wees de vorderingen van de vrouw toe, inclusief de verzoeken om vervangende toestemming voor de verkoop en de medewerking aan de notariële akte. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in de uitvoering van afspraken die zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant, en de noodzaak voor beide partijen om hun verplichtingen na te komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/525947 / HA ZA 17-416
Vonnis van 28 februari 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. B.C. Pfeifle te Schiedam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 april 2017, met producties,
  • de conclusie van antwoord,
  • de brief van deze rechtbank van 9 augustus 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van de comparitie gehouden op 16 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 13 november 1991 te Rhoon in gemeenschap van goederen getrouwd.
2.2.
Op 20 april 2015 is bij beschikking van de rechtbank Overijssel de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 30 april 2015 is ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.
2.3.
Onderdeel van voormelde beschikking is het kort daarvoor, op 8 april 2015, door partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant), waarin de gevolgen van de echtscheiding zijn geregeld.
2.4.
In het convenant zijn onder meer afspraken gemaakt met betrekking tot de echtelijke woning, in artikel 2.3 omtrent de verkoop en in artikel 2.4. omtrent het gebruiksrecht. In 2.7 en 2.8 is geregeld welke schulden na verkoop worden ingelost.
Deze bepalingen luiden – voor zover relevant – als volgt:
“(…)
2.3.
Verkoop echtelijke woning
a. De echtelijke woning wordt verkocht en overgedragen aan de eerste belangstellende die naar het oordeel van partijen een acceptabel bod uitbrengt. Uiterlijk 1-1-2017 wordt een makelaar ingeschakeld om de verkoop te begeleiden.
De opbrengst wordt aangewend om alle kosten van verkoop en overdracht te voldoen en alle gedurende het huwelijk aangegane leningen af te lossen. Een resterende opbrengst of geldlening wordt gelijk verdeeld.
(…)
2.4.
Gebruiksrecht echtelijke woning
a. Het gebruiksrecht van de echtelijke woning aan het [adres] , wordt per de datum waarop de vrouw de echtelijke woning duurzaam verlaat toebedeeld aan de man.
De lasten die verbonden zijn aan de echtelijke woning worden tot de datum waarop de vrouw de woning duurzaam verlaat naar rato van inkomen verdeeld.
Per de datum waarop de vrouw de woning duurzaam verlaat en gedurende de tijd dat de woning te koop staat en niet geleverd is, zullen de aanslagen in de onroerend zaak belasting, de hypotheekrente en lokale heffingen die verband houden met het gebruik van de woning door voor 100% door de man worden voldaan. Onderhoudskosten worden, na overleg, gelijkelijk verdeeld.
(…)
Partijen zijn op de hoogte gesteld van de gezamenlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire lening. Zowel de man als de vrouw blijven voor 100% aansprakelijk.
(…)
2.7.
Schuld aan mw. [persoon 1]
De schuld aan mw. [persoon 1] wordt gelijkelijk verdeeld en ingelost na verkoop van de woning. Met de schuld is € 1.250,- gemoeid.
2.8.
Schuld aan mw. [persoon 2]
De schuld aan mw. [persoon 2] wordt gelijkelijk verdeeld en ingelost na verkoop van de woning. Met de schuld is € 59.968,- gemoeid.
(…)”
2.5.
De hypothecaire lening bedroeg op 31 december 2015 € 167.898,68. De WOZ waarde bedroeg ten tijde van de dagvaarding € 242.000,00.
2.6.
Op 5 januari 2017 heeft de vrouw de man benaderd om tot nadere afspraken over de verkoop van de woning te komen. De man heeft zijn medewerking geweigerd.
3. Het geschil
3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan het [adres] , binnen veertien dagen na betekening van het vonnis;
II. te bepalen dat bij gebreke van voldoening door de man van het in sub I gevorderde, de rechtbank vervangende toestemming verleent voor het aangaan van een opdracht tot verkoop van de betreffende woning;
III. de man te veroordelen mee te werken aan de koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan het [adres] zodra potentiële kopers een marktconform bod hebben gedaan die door de vrouw is aanvaard en de man te veroordelen om na de totstandkoming van de koopovereenkomst mee te werken aan de voor levering van de voornoemde woning noodzakelijke notariële akte;
IV. te bepalen dat bij gebreke van voldoening door de man van het in sub III gevorderde, de rechtbank vervangende toestemming verleent voor het aangaan van de overeenkomst dan wel dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de man en tevens de man te veroordelen mee te werken aan het verlijden van de voor levering van de voornoemde woning noodzakelijke notariële akte dan wel dit vonnis in de plaats treedt van de voor het verlijden van de voor levering noodzakelijke notariële akte;
V. de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan alle handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop van de woning;
VI. te bepalen dat bij gebreke van voldoening door de man van het in sub V gevorderde, de rechtbank de vrouw toestemming verleent zelf al deze handelingen te verrichten;
VII. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de vrouw bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt voor de vordering van de vrouw tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken omtrent de verkoop van de echtelijke woning als vastgelegd in het tussen partijen gesloten convenant, dat – overeenkomstig het destijds gedane verzoek van partijen – onderdeel is gaan uitmaken van de echtscheidingsbeschikking van 20 april 2015.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 19 november 1982, NJ 1983,494) het op de voet van artikel 819 Rv aanhechten van een convenant aan de echtscheidingsbeschikking in beginsel slechts strekt tot het verschaffen van een executoriale titel ten behoeve van de partij die daarbij belang heeft en derhalve niet in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van het convenant als zodanig. Bij dit laatste is van belang dat een convenant kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Dit betekent dat partijen jegens elkaar aan de inhoud van deze overeenkomst zijn gebonden. Voor zover nodig dient uitleg vaststellingsovereenkomst te geschieden aan de hand van het zogenoemde Haviltex criterium. Voorts is van belang dat de rechtsverhouding tussen deelgenoten in de ontbonden gemeenschap mede wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid.
4.3.
In dat kader is relevant het verweer van de man dat de wens van de vrouw om thans tot verkoop van de woning over te gaan in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en in strijd is met hetgeen partijen van elkaar mogen verwachten. Naar de man aanvoert is het hem tot op heden niet mogelijk gebleken een andere woning te vinden, omdat zijn inkomen te laag is. Hij vreest na verkoop op straat te staan. Naar hij verder stelt, heeft de vrouw geen belang bij verkoop. Uitgaande van de door de vrouw genoemde bedragen, rest na aflossing van de schulden nog slechts een overwaarde van € 12.883,32. De man is bereid daarvan de helft aan de vrouw te voldoen. Zij loopt feitelijk geen enkel risico bij niet verkoop; het risico ligt met name bij de zus van de man die bereid is aan te geven dat in het geval te zijner tijd bij verkoop bij einde looptijd hypotheek de opbrengst onvoldoende is, zij de vrouw daarvoor niet zal aanspreken. Bovendien heeft de vrouw geen belang bij een goede opbrengst omdat zij deze eerst dient “op te eten” in verband met haar uitkering.
4.4.
De vrouw heeft daar op haar beurt tegenover gesteld wel degelijk belang bij verkoop te hebben. De vrouw wenst niet aansprakelijk te blijven voor de hypothecaire schuld. Zij wil ook de leningen aflossen ter vermijding van het risico tot terugbetaling daarvan te worden aangesproken. Zij wenst de echtscheiding nu af te ronden en de woning tegen een marktconforme prijs te verkopen.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat in het kader van een belangenafweging tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het belang van de vrouw doorslaggevend is. Er is thans reeds tweeënhalf jaar verstreken na de echtscheiding. Van de vrouw kan niet worden verlangd haar verdere leven aan de man gebonden te blijven via het huis, te minder nu zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor zowel de hypothecaire schuld alsook de andere schulden. Van kwijtschelding van enige schuld is immers geen sprake. Of en in hoeverre de vrouw al dan niet daadwerkelijk profijt zal hebben van een eventueel overschot doet daarbij niet ter zake. Het enkele feit dat het niet eenvoudig is voor de man om gelijkwaardige woonruimte te vinden legt daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal.
4.6.
Het vorenstaande brengt met zich dat de man gehouden is zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3. van het convenant, door middel van het inschakelen van een makelaar. De door de vrouw genoemde makelaars te Barendrecht kunnen daarbij dienst doen. De vorderingen als hiervoor weergegeven onder 3.1. sub I, sub III, (deels) sub IV en sub V zullen worden toegewezen als hierna bepaald.
4.7.
Nu de man heeft aangegeven niet vrijwillig mee te werken aan verkoop ziet de rechtbank reden ook de vorderingen als hiervoor weergegeven onder 3.1. sub II, sub IV en sub VI tot het – steeds bij gebreke van medewerking – verlenen van plaatsvervangende toestemming of in de plaats stelling van dit vonnis, toe te wijzen als hierna bepaald.
Wel zal de rechtbank, zoals nog door de man is bepleit, daarbij bepalen dat een levertermijn na ondertekening van de koopovereenkomst in acht dient te worden genomen. De rechtbank acht een termijn van drie maanden redelijk. Het staat partijen vrij om indien de man eerder vervangende woonruimte heeft gevonden, van deze termijn in onderling overleg af te wijken.
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
veroordeelt de man om zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan het [adres] , overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3. van het convenant, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
5.2.
veroordeelt de man om mee te werken aan de koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan het [adres] zodra potentiële kopers een marktconform bod hebben gedaan dat door de vrouw is aanvaard, mits in deze akte een levertermijn van drie maanden zal zijn opgenomen, alsmede om na de totstandkoming van de koopovereenkomst mee te werken aan de voor levering van de voornoemde woning noodzakelijke notariële akte en het verlijden daarvan,
5.3.
bepaalt dat in het geval de man in gebreke blijft aan dit vonnis als hiervoor bepaald onder 5.1. en 5.2. te voldoen dit vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht zal hebben als de in wettige vorm opgemaakte volmacht tot verkoop respectievelijk tot levering van de man;
5.4.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan alle overige handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop van de woning, bij gebreke waarvan de rechtbank de vrouw toestemming verleent zelf al deze handelingen te verrichten;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.
1515/2053